HR 10 januari 2014 nr. 12/04979

Artikel 16 lid 2 onderdeel c Awr

Het eerste middel betoogt dat het Hof is uitgegaan van een te ruime uitleg van het begrip “kenbaar” in artikel 16, lid 2, letter c, AWR. Deze bepaling is van toepassing – voor zover hier van belang – in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven doordat ten gevolge van een fout een aanslag te laag is vastgesteld, hetgeen de belastingplichtige “redelijkerwijs kenbaar” is. Volgens de toelichting op die bepaling “is de kenbaarheid in zekere mate geobjectiveerd door het gebruik van het woord “redelijkerwijs”. (…) Bij de toepassing van het kenbaarheidsvereiste gaat het er niet om of de onjuistheid voor een concrete belastingplichtige kenbaar is, maar of een belastingplichtige met een gemiddelde kennis van, en een gemiddeld inzicht in het fiscale recht, de onjuistheid onderkent.” (Kamerstukken II, 2009/10, 32 129, nr. 3, blz. 25).

Omtrent het begrip “kenbaar” is in de memorie van toelichting voorts vermeld: “Kenbaar moet hier worden opgevat in de gebruikelijke zin van te kennen, te onderkennen, te onderscheiden. De belastingplichtige moet als het ware in één oogopslag (hebben) kunnen zien dat de belastingaanslag (…) niet juist is.” (Kamerstukken II, 2009/10, 32 129, nr. 3, blz. 25).

Van een belastingplichtige wordt niet gevraagd te beoordelen of een aan hem opgelegde belastingaanslag juist is (Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 8, blz. 50).

3.3.2.

Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende bij kennisneming van zijn aanslagbiljet en de bijsluiter redelijkerwijs heeft kunnen zien dat een fout is gemaakt omdat daarin verschillende bedragen worden vermeld, en dat belanghebbende vervolgens door raadpleging van een website had kunnen vaststellen welke van die bedragen het juiste was. Aldus heeft het Hof een strengere uitleg gegeven aan het begrip “redelijkerwijs kenbaar” in artikel 16, lid 2, letter c, AWR dan blijkens de wetsgeschiedenis is beoogd. De enkele vermelding van een bedrag aan rioolheffing van € 235 is niet van dien aard dat daarmee voor een belastingplichtige onmiddellijk duidelijk had moeten zijn dat de aanslag onjuist is. Raadpleging van de bijsluiter, waarnaar op het aanslagbiljet wordt verwezen “voor verdere informatie”, en van de daarin vermelde website, lag daarmee niet voor de hand.

Het Hof heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat sprake was van een redelijkerwijs kenbare onjuistheid als bedoeld in artikel 16, lid 2, letter c, AWR.

Aantekeningen:

1.de door de HR ontwikkelde leer van de kenbare ambtelijke fout is gecodificeerd in art. 16, lid 2, sub c, Awr: navordering lan plaatsvinden als een fout voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Van een kenbare ambtelijke fout is in elk geval sprake indien de aanvankelijk te weinig geheven belasting ten minste 30% van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt (30%-regel).
2. voor kleine verschillen geeft de HR nu een eerste aanwijzing: als het bedrag van een aanslag geen aanleiding geeft aan de juisyheid ervan te twijfelen, hoeft dit voor de belastingplichtige niet onmiddellijk tot de conclusie te leiden dat de aanslag onjuist is.