HvJ EU, Vijfde kamer, 11 april 2013, nr. C-138/12

Het Hof van Justitie EU heeft het volgende beslist:

  1. Het beginsel van neutraliteit van de belasting over de toegevoegde waarde, zoals dat door de rechtspraak betreffende art. 203 van BTW-richtlijn (2006/112/EG) is geconcretiseerd, moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de belastingdienst op basis van een nationale bepaling ter omzetting van dit artikel de persoon die een vrijgestelde levering heeft verricht de teruggaaf van de bij vergissing aan zijn klant gefactureerde belasting over de toegevoegde waarde weigert op grond dat deze leverancier de onjuiste factuur niet heeft gecorrigeerd, terwijl de belastingdienst de klant het recht op aftrek van die belasting over de toegevoegde waarde definitief heeft ontyzegd, waardoor de nationale wettelijke correctieregeling niet meer van toepassing is.
  2. Een belastingplichtige kan zich beroepen op het beginsel van neutraliteit van de belasting over de toegevoegde waarde, zoals dat door de rechtspraak inzake art. 203 BTW-richtlijn is geconcretiseerd, om zich te verzetten tegen een bepaling van nationaal recht die voor de teruggaaf van bij vergissing gefactureerde belasting over de toegevoegde waarde als voorwaarde stelt dat de onjuiste factuur is gecorrigeerd, terwijl het recht op aftrek van die belasting over de toegevoegde waarde definitief is geweigerd, waardoor de nationale wettelijke correctieregeling niet meer van toepassing is.

Nederlandse situatie: uit HR 5 maart 2010, nr. 41179bis, BNB 2010/211, V-N 2010/16.23 volgt dat ook voor de Nederlandse btw-praktijk geldt dat de inspecteur aan herziening van de omzetbelasting de eis mag stellen dat de onjuiste factuur wordt hersteld. Daaraan doet niet af dat die eis niet is neergelegd in een wettelijke regeling. Wel leidt de HR uit het Stadeco-arrest af dat de mogelijkheid om herstel van de onjuiste factuur te verlangen op zodanige wijze dat de omzetbelasting aan de afnemer wordt vergoed, alleen dan bestaat, wanneer zonder die vergoeding sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van de opsteller van de onjuiste factuur.

Tot slot een verwijzing naar het besluit van 27 juni 2012, nr. BLKB2012/477M, V-N 2012/40.15. In onderdeel 3.5.1 en 3.5.2 worden diverse praktische aanwijzingen gegeven die betrekking hebben op de eis van het uitstellen van een herstelfactuur.