Rekenrente

De waardering van de pensioenregeling leidt sinds de gewijzigde bv-wetgeving bij dividenduitkeringen tot aanhoudende hoofdpijn. Het risico van een fictieve afkoop is aanwezig.
Of een dividenduitkering mogelijk is, is momenteel vooral afhankelijk van de rekenrente.
Pensioenvoorzieningen moeten worden gewaardeerd als langlopende verplichting (HR, 28 juni 2000, nr. 34169, V-N 2000/30.7). De rekenrente die verzekeringsmaatschappijen hanteren, is daarbij indicatief, met uiteraard een wettelijk minimum van 4%.
Voor de zakelijkheid van de overdrachtswaarde, geldt als maatstaf de koopsom die zou zijn overeengekomen tussen zakelijk handelende partijen, zoals die bij overdracht aan een verzekeringsmaatschappij tot stand zou komen (HR, 24 oktober 2003, nr. 37856, BNB 2004/112).
Verzekeraars publiceren de door hun gehanteerde rekenrentes niet. Het zgn U-rendement lijkt hun uitgangspunt en de Belastingdienst sluit zich daarbij aan met een opslag van 0,5% (V&A 13-006 d.d. 271113 van het CAP)