Immateriële schadevergoeding – vragen V-N 2013/21.32

N.a.v. een verzoek tot proceskostenvergoeding schrijft de belastingdienst een reactie met verwijzing naar HR 10 juni 2011, nr. 09/02639, BNB 2011/232, V-N 2011/31.7. De belastingdienst concludeert dat n.a.v. dit arrest voor een beroep op een immateriële schadevergoeding een gang naar de rechter is geweest daar artikel 6 EVRm spreekt over een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. Volgens de belastingdienst heeft er geen toetsing plaatsgevonden aan art. 6 EVRM en kan er ook geen sprake zijn van een immateriële schadevergoeding als er uitsluitend een bezwaarprocedure is geweest en geen procedure bij de rechtbank is geweest.

Klopt deze houding van de belastingdienst?

1. HR 22 maart 2013, nr. 11/04270: er was 5 jaar verstreken: hof zegt dat redelijke termijn met 3 jaar is verstreken, kennelijk ervan uitgaande dat 2 jaar een redelijke termijn  is. het Hof veroordeelt de Staat tot vergoeding van de gehele schade zonder onderscheid te maken tussen de Minister van Veiligheid Justitie en het bestuursorgaan (inspecteur). de staatssecretaris bestreed deze uitspraak van het hof. De HR oordeelt als volgt.
a. Bezwaarfase onredelijk lang geduurd als er sprake is van een overschrijding van meer dan een half jaar.
b. Beroepsfase onredelijk lang geduurd als er sprake is van een overschrijding van meer dan anderhalf jaar.
c. Behoudens bijzondere omstandigheden, zoals m.n. in onderdeel 4.5 van HR 22 april 2005, nr. 37984, LJN AO9006, BNB 2005/337
d. Voor een aanspraak op vergoeding van immateriele schade is niet van belang of belanghebbende al dan niet heeft aangedrongen op een spoedige behandeling van zijn ten einde een overschrijding van de redelijke termijn te voorkomen (vgl. HR 16 december 1998, nr. 34148, LJN AA2596, BNB 1999/303). In dit verband kan aan belanghebbende niet worden tegenworpen dat hij niet eerder beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op zijn bezwaarschrift (vgl. ABRvS 29 juni 2005, nr. 200406974/1, LJN AT8446, AB 2006/43 en CRvB 15 december 2010, nr. 10/1033 TW, LJN BP1398, RSV 2011/142).
e. Uit niets blijkt dat in HR 22 maart 2o13, nr. 11/04270 de vergoedingsplicht pas ontstaat als de belanghebbende beroep bij de rechtbank instelt. Er bestaat mogelijk zelfs recht op een werkelijke proceskostenvergoeding omdat de inspecteur een onhoudbaar standpunt inneemt.