Vakblad Financiële Planning, Ondernemen in een eenmanszaak of een bv?

Een van de eerste vragen waarmee een startende ondernemer wordt geconfronteerd, is de keuze van de rechtsvorm. Wordt hij IB-ondernemer (eenmanszaak, maatschap, VOF of CV) of gaat hij ondernemen in een besloten of naamloze vennootschap (BV of NV)? Welke rechtsvorm hem het beste past, hangt onder meer af van het aantal personen met wie hij de onderneming gaat drijven en wat de activiteiten van die onderneming zijn. Gaat hij de onderneming alleen drijven, dan komt de eenmanszaak of de (eenmans-) BV in aanmerking. Bij meerdere ondernemers komt de maatschap, de vennootschap onder firma, de (meermans-)-BV of zelfs de NV in beeld. Wanneer een of meer van de bij de onderneming betrokken personen als geldschieter (op de achtergrond) optreedt/optreden, ligt de keuze voor de commanditaire vennootschap voor de hand. Als een ondernemingsactiviteit veel risico met zich meebrengt, lijkt een BV meer voor de hand te liggen.
In deze bijdrage worden de verschillen voor ondernemen in de inkomstenbelasting en ondernemen in de vennootschapsbelasting beknopt behandeld. Omdat er tussen eenmanszaak, VOF, maatschap en CV vrijwel geen verschillen in fiscale behandeling zijn, worden al deze rechtsvormen telkens onder het kopje eenmanszaak behandeld. Daarnaast wordt hetzelfde gedaan voor de BV. De NV wordt verder buiten beschouwing gelaten.
Met deze bijdrage kan de adviseur zijn klant helpen een keuze te maken tussen de oprichting van een eenmanszaak of van een BV.
Ondernemersplein
Op 20 januari 2014 is het zogenoemde ondernemersplein gelanceerd. Dit plein is de plek om digitaal zaken te doen met de overheid. Het plein is onderdeel van de samenvoeging van alle Kamers van Koophandel en Syntens. Op deze wijze kunnen alle vragen op één plek worden gesteld (www.ondernemersplein.nl).
Juridische aspecten
Eenmanszaak

Meestal oefent een ondernemer zijn onderneming uit in de rechtsvorm van de eenmanszaak. Deze rechtsvorm is als zodanig niet in de wet geregeld. De onderneming hoeft zich alleen maar te laten inschrijven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. De bezittingen en schulden van de eenmanszaak zijn rechtstreeks eigendom van de ondernemer zelf. Van een zelfstandige juridische status of een afgescheiden vermogen, zoals dat het geval is bij een BV, is geen sprake. Voor de wet zijn eigenaar en bedrijf één rechtspersoon. Gaat de onderneming failliet, dan gaat de ondernemer dat in beginsel dus ook. Afhankelijk van het gekozen huwelijksgoederenregime kan een eventuele partner ook mee failliet gaan.
Een vennootschap onder firma (VOF) komt neer op een eenmanszaak met meerdere eigenaren (firmanten). Om problemen tussen firmanten te voorkomen is een notariële oprichtingsakte daarom in de meeste gevallen te prefereren. In deze oprichtingsakte kunnen inbreng, afspraken, taken, bevoegdheden en een winstverdeelsleutel worden vastgelegd. Een faillissement van de onderneming heeft, net als bij de eenmanszaak, het faillissement van de ondernemer(s) tot gevolg.
Aansprakelijkheid
Bij de eenmanszaak is van een zelfstandige juridische status of een afgescheiden vermogen geen sprake. De ondernemer is zelf met zijn gehele vermogen, dus ook met zijn privévermogen, aansprakelijk voor de ondernemingsschulden. Als hij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, omvat de aansprakelijkheid tevens het vermogen van de huwelijksgemeenschap. Om dit te voorkomen, kiezen veel ondernemers ervoor om buiten elke huwelijksgemeenschap of onder speciale huwelijkse voorwaarden te huwen. Dit kan vóór de huwelijkssluiting, maar ook nog tijdens het huwelijk met medewerking van een notaris en eventueel een advocaat worden geregeld. Op deze wijze blijft het privévermogen van de huwelijkspartner buiten schot.
Bij faillissement van de ondernemer geldt overigens een fictie voor de onroerende zaak die op naam van de echtgenoot van de failliet staat. Deze onroerende zaak valt ook in het faillissement, behalve als de echtgenoot kan bewijzen dat hij deze zelf heeft gefinancierd.

De Besloten Vennootschap (BV)
De rechtsvorm van de BV is uitgebreid geregeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De belangrijkste aandachtspunten zijn.

oprichting geschiedt met een notariële akte;

het minimum(start)kapitaal bedraagt (nog maar) € 0,01. Om crediteuren te beschermen mag een BV volgens deze nieuwe regels geen dividend meer uitkeren als duidelijk is dat het bedrijf na die uitkering zijn opeisbare schulden niet kan betalen. Bestuurders en aandeelhouders die onzorgvuldig hebben gehandeld, kunnen privé aansprakelijk worden gesteld;

er kunnen stemrechtloze of winstrechtloze aandelen worden uitgegeven;

er mogen besluiten buiten de algemene vergadering om worden genomen;

er mag buiten Nederland worden vergaderd;

de oprichter (of algemene vergadering) kan er voor kiezen om de overdracht van aandelen wel of niet in te beperken.
Ministerie van Veiligheid en Justitie
De dienst Justis (screeningsautoriteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie) voert op vooraf vastgestelde momenten in het bestaan van de BV een integriteitstoets uit. Het grootste gedeelte van deze screening gebeurt automatisch aan de hand van risicoprofielen. Gegevens uit diverse bronnen worden geanalyseerd op patronen die misbruik voorspellen, zoals witwassen, en vormen van fraude, bijvoorbeeld faillissementsfraude. Het resultaat hiervan kan leiden tot een risicomelding aan instanties als de belastingdienst of de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De integriteitstoets geldt niet alleen voor BV’s, maar ook voor NV’s, stichtingen en buitenlandse rechtspersonen.
Op grond van de Wet bescherming Persoonsgegevens is het mogelijk inzage te krijgen in de gegevens waarover Justis beschikt.
Er komt een centraal aandeelhoudersregister voor besloten en niet-beursgenoteerde vennootschappen. Het register is alleen toegankelijk voor de aandeelhouders, notarissen en overheidsdiensten. De verwachte ingangsdatum is 1 januari 2015. In dit register moet het volgende worden geregistreerd:

rechtspersoon (identificerende gegevens, naam, handelsnaam, zetel, vestigingsadres, aandelenkapitaal, uitgegeven aandelen);

aandeel (kenmerknummers, soort aandeel, nominale waarde, overdrachtprijs, datum overdracht);

aandeelhouder

natuurlijke persoon (identificerende gegevens, zoals naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geslacht en administratieve kenmerken)

rechtspersoon (identificerende gegevens, naam, handelsnaam, zetel, vestigingsadres, gestort kapitaal, uitgegeven aandelen);

bijbehorende brondocumenten (datum akte, datum transport, kenmerk, protocolnummer notaris).
De notaris
De oprichting van een BV kan alleen via een notariële akte. De statuten van de vennootschap worden bij de notaris vastgelegd in de oprichtingsakte. In de statuten moeten allerlei belangrijke zaken rond de vennootschap worden vastgelegd, zoals de wijze van benoeming van bestuurders en commissarissen, de bevoegdheden van de diverse ‘organen’ en de manier waarop zij vergaderen, de overdracht van aandelen, etc.
Het kabinet wil af van de verplichte notariële akte van oprichting van een eenvoudige BV. Een regeling hiervoor is in voorbereiding. De ingangsdatum is nog niet bekend. Een notariële akte van oprichting (met onder meer de statuten van de BV) blijft dus voorlopig voor alle BV’s nodig.
Ten slotte dient de BV te worden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze inschrijving, die noodzakelijk is ter voorkoming van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders, wordt gewoonlijk door de notaris begeleid.
Wet op de eenpersoonsvennootschappen
Ook de Wet op de eenpersoonsvennootschappen is van belang. Deze wet brengt een groot aantal verplichtingen met zich mee. Wanneer alle aandelen van de BV in handen zijn van één aandeelhouder, wordt dat ook in het handelsregister vermeld. Hier worden dan de naam, de voornamen en de woonplaats opgenomen, dan wel de naam en de vestigingsplaats, als het een aandeelhouder-rechtspersoon betreft. Omgekeerd geldt dat de vermelding dient te worden doorgehaald zodra de aandelen niet langer meer in handen zijn van één (rechts)persoon.
Verder moeten rechtshandelingen die plaatsvinden tussen de vennootschap en de enige aandeelhouder (en met de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot), schriftelijk worden vastgelegd. Het bestuur van de vennootschap moet schriftelijk vastleggen welke besluiten door (alle) aandeelhouders zijn genomen. Deze lijst dient bij de vennootschap voor alle aandeel- en certificaathouders ter inzage te liggen. Gebeurt dit niet, dan zijn deze besluiten vernietigbaar.
Aansprakelijkheid
De BV is een rechtspersoon en daarmee zelfstandig drager van rechten en plichten. De onderneming zelf wordt niet gedreven door de achterliggende aandeelhouders. Dit betekent dat de aandeelhouders noch de directeur in beginsel aansprakelijk zijn voor de schulden van de BV. Wanneer de BV failliet gaat, verliezen de aandeelhouders maximaal het op de aandelen gestorte bedrag. De aandeelhouders komen voor verrekening van hun vordering bij een faillissement immers pas aan de beurt nadat de vorderingen van alle schuldeisers – zowel preferente als concurrente – zijn voldaan.
Op de hoofdregel over de aansprakelijkheid bestaan echter drie belangrijke uitzonderingen.
1.Aansprakelijkheid op grond van bijzondere wettelijke bepalingen
Hierbij kunnen we denken aan de aansprakelijkheid van bestuurders wanneer er dividend is uitgekeerd, de verplichting tot inschrijving van de vennootschap in het handelsregister of het publiceren van een misleidende jaarrekening.
Sinds 1 oktober 2012 moeten bestuurders een zogenoemde uitkeringstoets doen als zij geld aan de BV onttrekken. Dit geldt bij kapitaalsvermindering, inkoop eigen aandelen en winstuitdelingen. Dat kan alleen als er voldoende geld in de BV aanwezig is. Het voortbestaan van de onderneming mag niet in gevaar komen en de schuldeisers moeten betaald kunnen krijgen. Om de belangen van schuldeisers (incl. pensioengerechtigden) veilig te stellen, moet het bestuur toetsen of de BV tot ongeveer een jaar na de uitkering de opeisbare schulden kan betalen. Kan dat, dan moet het bestuur goedkeuring verlenen voor het onttrekken van geld aan de BV. Kan de BV dat niet, dan mag het bestuur geen goedkeuring verlenen. Een bestuurder die uitkeert terwijl dat achteraf niet verantwoord bleek, kan hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Ook degene die de uitkering heeft ontvangen, kan aansprakelijk worden gesteld wanneer hij wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de BV na de uitkering niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.
De uitkeringstoets geldt ook voor een BV die al voor 1 oktober 2012 bestond.
2.Aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad
Een onrechtmatige daad is een handelen of nalaten dat in strijd is met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Indien men een onrechtmatige daad pleegt, wordt men schadeplichtig tegenover degene die daardoor schade leed. Wanneer bijvoorbeeld een bestuurder die het faillissement van de vennootschap ziet aankomen (of had moeten zien aankomen) een levering aan de vennootschap aanvaardt zonder contante betaling, zal de leverancier hem in persoon aansprakelijk kunnen stellen voor de door hem geleden schade als het faillissement wordt uitgesproken.
3.Aansprakelijkheid op grond van antimisbruikwetgeving
Ten slotte kan aansprakelijkheid van bestuurders voortvloeien uit de zogeheten antimisbruikwetgeving. Die bestaat uit een drietal regelingen:

de eerste antimisbruikwet: op grond van deze wet wordt de hoofdaannemer in een opdrachtsituatie aansprakelijk voor allerhande afdrachtverplichtingen van de door hem in de keten aangestelde onderaannemers;

de tweede antimisbruikwet: kern van deze wet is dat een aantal loongerelateerde premies en belastingen, niet alleen op de vennootschap kan worden verhaald, maar ook op de bestuurders;

de derde antimisbruikwet: deze wet bepaalt dat bij faillissement iedere bestuurder aansprakelijk is voor het tekort, wanneer het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement vormde.
Fiscale aspecten
Eenmanszaak

De eenmanszaak-ondernemer valt onder de inkomstenbelasting. Als aan de voorwaarden voor het fiscale ondernemerschap is voldaan, worden de (positieve en negatieve) resultaten van de onderneming belast als winst uit onderneming. De eenmanszaak-ondernemer heeft dan tevens toegang tot de diverse ondernemersfaciliteiten.
Bij een maatschap, VOF of CV drijft iedere maat en/of vennoot een eigen onderneming. De maatschap, VOF en CV zijn zelf dus niet belastingplichtig voor de inkomstenbelasting. Dit zijn de achterliggende maten en/of vennoten. Deze doen zelfstandig aangifte inkomstenbelasting.
Voor ondernemers is in de Wet IB 2001 een aantal bijzondere ondernemersfaciliteiten opgenomen. Dit zijn:

de ondernemersaftrek die bestaat uit:

de zelfstandigenaftrek

de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk

de meewerkaftrek

de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, en

de stakingsaftrek

de oudedagsreserve

de MKB-winstvrijstelling.
Deze faciliteiten zijn niet beschikbaar binnen de vennootschapsbelasting.
Verliesverrekening
Een negatief inkomen in box 1 (verlies uit werk en woning genoemd) kan de ondernemer met positieve inkomens uit voorafgaande en nog komende jaren verrekenen. Voor verlies uit werk en woning is de achterwaartse verliesverrekening drie jaar. De voorwaartse verliesverrekening voor het verlies uit werk en woning is negen jaar.
De zelfstandigenaftrek voor niet-starters kan niet verrekend worden met ander box 1-inkomen, zoals loon of een vut-uitkering. Als dit tot gevolg heeft dat (een deel van) de zelfstandigenaftrek niet kan worden verrekend, wordt de nietverrekende zelfstandigenaftrek maximaal negen jaar vooruit gewenteld om in een toekomstig jaar alsnog te verrekenen met winst. Voor starters geldt dit niet. Startende ondernemers kunnen de zelfstandigenaftrek (inclusief de startersaftrek) gedurende drie jaar wel verrekenen met ander box 1-inkomen uit hetzelfde kalenderjaar. Daarnaast geldt ook voor starters de reguliere verrekening van de zelfstandigenaftrek over de jaren heen.
Btw
Voor IB-ondernemers die per saldo weinig btw hoeven te betalen, is er de zogenoemde kleine-ondernemersregeling (KOR). Toepassing van die regeling kan betekenen dat de ondernemer minder of zelfs helemaal geen btw hoeft te betalen of dat hij ontheffing van de administratieve verplichtingen voor de btw kan aanvragen. Deze ontheffing houdt onder meer in dat hij geen aangifte meer hoeft te doen. Facturen moet hij wel bewaren voor een eventuele controle. Er gelden vier voorwaarden voor de kleine-ondernemersregeling:

na aftrek van de voorbelasting is in een jaar € 1883 of minder btw verschuldigd

er is sprake van een eenmanszaak of een samenwerkingsverband als een maatschap of vennootschap onder firma

er wordt voldaan aan de administratieve verplichtingen voor de btw, zoals het regelmatig boeken van de ontvangsten en het bewaren van de facturen

de onderneming is in Nederland gevestigd.
Hoe groot de belastingvermindering is, hangt af van het jaarlijks verschuldigde btw-bedrag.
Als een kleine ondernemer geen btw hoeft te betalen, kan hij ontheffing vragen van de plicht om een btw-boekhouding te voeren. In dat geval ontvangt hij eens in de twee jaar een vragenformulier van de belastingdienst. Aan de hand van dit formulier beoordeelt de belastingdienst of de ondernemer de ontheffing kan blijven toepassen. Zodra de ondernemer redelijkerwijs kan verwachten dat hij niet meer aan de voorwaarden voor de ontheffing voldoet, moet hij dit melden bij de belastingdienst.
Overdrachtsbelasting
Als de IB-ondernemer een bedrijfspand bezit, zal bij verkoop in de meeste gevallen 6% overdrachtsbelasting over de verkoopopbrengst worden geheven.
De BV en de directeur-grootaandeelhouder

Fiscaal is een BV onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Voor de vaststelling van de hoogte van de belastbare winst voor de vennootschapsbelasting speelt een aantal wetsartikelen uit de inkomstenbelasting een rol. Over de eerste € 200.000 winst wordt 20% VPB geheven en over het meerdere 25%.
Bij een bedrijfsopvolging is een aantal fiscale faciliteiten beschikbaar. Veelal vindt de overdracht plaats doordat de holding-BV haar aandelen in de werk-BV aan de koper overdraagt. De waarde van de aandelen werk-BV is relatief laag, omdat overtollige liquide middelen als dividend kunnen worden uitgekeerd aan de holding-BV. Dit kan zonder heffing van vennootschapsbelasting als de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.
Voor de dga treden er geen wijzigingen op bij de overdracht van de aandelen. Hij behoudt zijn aandelen holding-BV. Hij hoeft (nog) geen inkomstenbelasting te voldoen. Pas bij het uitkeren van de reserves van de holding-BV of de verkoop van de aandelen in de holding-BV is aanmerkelijkbelangheffing (25%) verschuldigd (voor 2014 geldt voor de eerste € 250.000 een tarief van 22%).
De holding-BV realiseert bij verkoop van de werk-BV een koerswinst. Omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, hoeft de holding-BV over deze koerswinst niet af te rekenen. Dat moet ze wel als de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is, maar die situatie doet zich in de praktijk zelden voor.
Voor de koper van de aandelen werk-BV geldt dat aankoop via een andere BV vaak het interessantste is. De voor de betaling verschuldigde middelen kunnen als dividend worden overgeheveld vanuit de werk-BV naar de BV die de aandelen heeft gekocht. Als in deze gevallen de deelnemingsvrijstelling van toepassing is of als er sprake is van een fiscale eenheid, hoeft over het ontvangen dividend geen belasting te worden betaald. Het dividend kan geheel worden aangewend om de verschuldigde koopsom te voldoen. Dit betekent dan ook dat voor een holdingstructuur gemakkelijker een koper te vinden is.
Verliesverrekening
Een BV die verlies lijdt kan dit verrekenen met positieve winsten uit afgelopen of nog komende jaren. Een verlies kan een jaar worden teruggewenteld en met negen komende jaren worden verrekend. Ook de dga persoonlijk kan in box 2 van de inkomstenbelasting (zie hierna) een negatief inkomen hebben (bijv. omdat hij zijn aandelen in de BV met verlies verkocht heeft), dit heet verlies uit inkomen uit aanmerkelijk belang. Voor het verlies uit aanmerkelijk belang is de achterwaartse verliesverrekening een jaar. De voorwaartse verliesverrekening voor het verlies uit aanmerkelijk belang is negen jaar.
Overdrachtsbelasting
Als binnen de holdingstructuur een bedrijfspand op de balans staat, kan in veel gevallen verkoop van dit pand plaatsvinden zonder heffing van 6% overdrachtsbelasting. Er zijn wel antimisbruikbepalingen in de wet opgenomen.
Inkomstenbelasting
De directeur-grootaandeelhouder (dga) is bijna altijd ook aanmerkelijkbelanghouder in de BV. Alle opbrengsten van de (aanmerkelijkbelang)aandelen – zowel de inkomsten uit de aandelen als de vervreemdingsresultaten – worden in box 2 belast tegen een uniform inkomstenbelastingtarief van 25% (voor 2014 bedraagt het tarief over de eerste € 250.000 22%. Bij partners geldt dit twee keer, mits de opbrengsten over hen beiden worden verdeeld). Van een aanmerkelijk belang is sprake als de dga al dan niet samen met zijn partner ten minste 5% van het geplaatste kapitaal in de BV bezit.
De uitoefening van de onderneming in de rechtsvorm van de BV heeft tot gevolg dat er een gecumuleerde belastingheffing optreedt. Over de winsten van de BV dient vennootschapsbelasting te worden betaald, terwijl de uitgekeerde winsten (nogmaals) bij de aandeelhouder worden belast met inkomstenbelasting. Als alle winsten na betaling van vennootschapsbelasting aan de aandeelhouder zijn uitgekeerd, bedraagt, voor aanmerkelijkbelanghouders, het gecombineerde effectieve belastingtarief voor 2014 maximaal 37,6% bij winsten tot € 200.000 (en 41,5% – 43,75% bij hogere winsten).
Voorbeeld
De winst van de BV bedraagt voor belastingen € 100.000. Na aftrek van de verschuldigde VPB (20%) blijft er € 80.000 over. Als deze wordt uitgekeerd aan de aandeelhouder, moet er nog eens 22% aan inkomstenbelasting worden voldaan, dat is € 17.600. In totaal wordt er dus € 37.600 (ofwel 37,6%) aan belasting afgedragen.
Deze wijze van belastingheffing doet zich niet voor bij het salaris dat de dga ontvangt van de vennootschap. Het salaris is voor de vennootschapsbelasting aftrekbaar van de winst. Het wordt dus uitsluitend belast met progressieve inkomstenbelasting van maximaal 52%.
Om misbruik te voorkomen door zo veel mogelijk dividend uit te keren, geldt voor de dga die arbeid verricht voor een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, de zogenoemde ‘gebruikelijkloonregeling’. Het gebruikelijk loon bedraagt in beginsel € 44.000 per jaar (2014). De bewijslast voor een lager gebruikelijk loon rust op hem, de bewijslast voor een hoger gebruikelijk loon op de inspecteur. Deze regeling is niet van toepassing als het gebruikelijk loon maximaal € 5000 per jaar zou moeten bedragen. Deze versoepeling is met name van belang voor dga’s met uitsluitend een beleggingsvennootschap of een pensioenvennootschap.
Als de winst van de BV niet jaarlijks wordt uitgekeerd, kan de BV uit tariefsoogpunt wel voordeliger zijn dan de IB-onderneming. Als men kiest voor de BV-vorm kan de algemeenbelangheffing van max. 25% over de winstreserves immers worden uitgesteld. Dit kan voor een groeiende onderneming van belang zijn in verband met de liquiditeitspositie op korte termijn. Men kan immers meer geld in de onderneming investeren en hoeft dus minder te lenen. De algemeenbelangclaim kan dan op de contante waarde worden gesteld. Het voordeel is dan afhankelijk van het rendement in de BV over het geïnvesteerde vermogen en de uitsteltermijn.
Toekomstvoorziengen
Eenmanszaak

Sociale zekerheid
De zelfstandige ondernemer is geen werknemer in zijn onderneming. Hij staat immers niet in een gezagsverhouding tot zichzelf. Hierdoor is hij in beginsel niet verzekerd voor de sociale werknemersverzekeringen, zoals de ZW, WW en WIA. Voor sommige arbeidsongeschikte ondernemers tussen 55 en de AOW-leeftijd, is er een inkomensgarantie tot het sociale minimum. Voor 2014 geldt een AOW-leeftijd van 65 jaar en 2 maanden na de dag dat gerechtigde 65 jaar is geworden.
Als de ondernemer geen beroep kan doen op een van de hiervoor vermelde regelingen of zich niet apart heeft verzekerd, kan hij terugvallen op de bijstand. Die krijgt iedere Nederlander die niet in zijn bestaan kan voorzien. Naast de bijstand kan eventueel nog een beroep worden gedaan op de bijzondere bijstand, dat wil zeggen bijstand voor bijzondere kosten van bestaan die niet uit het normale inkomen kunnen worden betaald.
Zwangerschapsverlof
Zelfstandigen hebben de mogelijkheid om zwangerschapsverlof op te nemen. Zij kunnen beroep doen op de zogenoemde Regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ), een onderdeel van de Wet arbeid en zorg. De uitkering dient bij het UWV te worden aangevraagd.
De hoogte van de uitkering is afhankelijk van het inkomen of het aantal uren dat de zelfstandige in het voorafgaande jaar werkte. Werkte ze ten minste 1225 uur, dan bedraagt de uitkering gedurende 16 weken maximaal 100% van het brutominimumloon. Werkte ze minder dan 1225 uur, dan is de uitkering afhankelijk van het verdiende inkomen (maar nooit meer dan het minimumloon). Er wordt geen premie voor geheven. Voor een aanvullende uitkering tijdens de zwangerschap is de zelfstandige aangewezen op een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dat geldt ook voor een mogelijke uitkering bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van de zwangerschap.
Pensioen
Een pensioen opbouwen, zoals een werknemer dat kan, kan de IB-ondernemer niet. Hij is aangewezen op lijfrenten. Weliswaar kan hij gebruikmaken van de oudedagsreserve), maar deze geeft slechts belastinguitstel. Bovendien is de toevoeging afhankelijk van een eventueel behaalde winst. Geen winst betekent geen toevoeging. Is er wel winst, dan kan de ondernemer jaarlijks 10,9% van deze winst aan de oudedagsreserve doteren, maar nooit meer dan € 9542 (2014). De belastingheffing wordt verschoven naar het moment waarop de oudedagsreserve afneemt, bijvoorbeeld bij beëindiging van het bedrijf.
Sommige ondernemers kunnen op vrijwillige basis deelnemen aan een beroepspensioenregeling. En sommige andere ondernemers moeten zich verplicht aansluiten bij een beroepspensioenfonds om op deze wijze een pensioen op te bouwen. Bepaalde beroepsgroepen (de zogenoemde vrije beroepen) hebben zelfstandig een collectieve pensioenregeling tot stand gebracht.
Er is een voorstel om een vrijwillige collectieve pensioenregeling voor zelfstandigen zonder personeel (zzp) in te voeren. De verwachte ingangsdatum is 1 januari 2015.
Zorgverzekeringswet
De ondernemer betaalt een verplichte premie voor de Zorgverzekeringswet. De inkomensafhankelijke premie bedraagt in 2014 5,4% van maximaal € 51.414.
De directeur-grootaandeelhouder

De zorgverzekeringswet geldt ook voor de bestuurder die zeggenschap heeft in de algemene vergadering door tussenkomst van een rechtspersoon. Een voorbeeld van zo’n bestuurder is een dga die via zijn eigen persoonlijke houdstervennootschap de aandelen in de werkgever houdt. Het UWV kan besluiten om een bestuurder niet als dga aan te merken, wanneer hij door feiten en omstandigheden kan aantonen dat hij daadwerkelijk ondergeschikt is aan de algemene vergadering van de werkgever. In de toelichting bij de regeling wordt benadrukt dat niet de formele, maar de feitelijke situatie bepalend is voor het al dan niet bestaan van een gezagsverhouding. De regeling is overigens geen absolute maatstaf waar nooit van kan worden afgeweken. Als er twijfel bestaat of een dga al dan niet verplicht verzekerd is, kan de situatie worden voorgelegd aan het UWV, dat daarover dan een beslissing neemt.
De echtgenote en overige gezinsleden van de dga zijn alleen verplicht verzekerd als hun arbeidsvoorwaarden gelijk zijn aan die van overige werknemers. Wijken ze af en komt dat door de familierelatie met de dga, dan zijn ze niet verzekerd.
Doordat een dga (in beginsel) niet verzekerd is voor de Ziektewet, WIA en WW, kan hij bij ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid geen aanspraak maken op een uitkering. In het ergste geval valt de dga terug op de bijstand. Naast de bijstand kan eventueel nog een beroep worden gedaan op de bijzondere bijstand, dat wil zeggen bijstand voor bijzondere kosten van bestaan die niet uit het normale inkomen kunnen worden betaald.
Zwangerschap
De vrouwelijke dga kan een beroep doen op de zogenoemde Regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ), een onderdeel van de Wet arbeid en zorg. De uitkering dient bij het UWV te worden aangevraagd.
De hoogte van de uitkering is afhankelijk van het inkomen of het aantal uren dat de dga in het voorafgaande jaar werkte. Werkte ze ten minste 1225 uur, dan bedraagt de uitkering gedurende 16 weken maximaal 100% van het bruto minimumloon.
Werkte ze minder dan 1225 uur, dan is de uitkering afhankelijk van het verdiende inkomen (maar nooit meer dan het minimumloon). Er wordt geen premie voor geheven. Voor een aanvullende uitkering tijdens de zwangerschap is de dga aangewezen op een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dat geldt ook voor een mogelijke uitkering bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van de zwangerschap.
Pensioen
De dga wordt gelijkgesteld aan iedere normale werknemer. Dit betekent tevens dat de vennootschap hem een pensioen kan toezeggen. Als de dga minimaal 10% van de aandelen heeft, kan hij het pensioen in eigen beheer opbouwen.
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Voor 2014 zijn de percentages van de Zvw als volgt:

als werkgeversheffing Zvw geldt een percentage van 7,5%. Voor een dga is deze werkgeversheffing niet van toepassing, wel voor reguliere werknemers

als eigen bijdrage Zvw, die de werkgever inhoudt op het loon, geldt een percentage van 5,64%. Deze eigen bijdrage geldt met name voor een dga, reguliere werknemers hebben er niet mee te maken.
Het maximumbijdrage-inkomen in 2014 is € 51.414.
Als de BV het bedrag van de eigen bijdrage Zvw aan de dga vergoedt, moet de dga hierover loonbelasting betalen.
Overzicht
Rekening houdend met alle fiscaal relevante factoren lijkt het winstniveau waarbij de BV fiscaal en financieel aantrekkelijker is dan de eenmanszaak en de VOF, in de praktijk net te liggen boven de € 150.000. Dit is na aftrek van de ondernemersfaciliteiten. Dit winstniveau wordt ook wel het omslagpunt genoemd.
Bij de keus spelen echter ook veel andere argumenten een rol. Hiernaast zijn de belangrijkste op een rij gezet.
Tenslotte
Gekozen rechtsvorm kan wijzigen

De (startende) ondernemer is niet gebonden aan een eenmaal gemaakte keuze. Als er een zakenpartner bij komt, kan bijvoorbeeld de eenmanszaak (geruisloos) doorgroeien naar een maatschap of vennootschap onder firma. En bij de (eenmans-) BV kan een nieuwe zakenpartner toetreden door hem (enkele) aandelen te verkopen, dan wel hem nieuwe aandelen uit te reiken. Ten slotte kan een eenmaal gekozen rechtsvorm altijd worden omgezet in een andere rechtsvorm en omgekeerd.
IB-ondernemer Besloten vennootschap/dga
Aansprakelijkheid Volledig met privévermogen. Indien gehuwd in gemeenschap van goederen is de partner ook met het gehele vermogen aansprakelijk Geen aansprakelijkheid van de dga in privé. Uitzondering als de uitkeringstoets niet of onjuist is toegepast, de WBA van toepassing is of als niet is voldaan aan meldingsplicht belastingdienst
Oprichting Geen formele vereisten
Formele vereisten:

minimaal € 0,01

integriteitstoets door ministerie van Veiligheid en Justitie

notariële akte vereist. Kosten oprichting BV liggen tussen de € 500 en € 2000
Kamer van Koophandel Inschrijving handelsregister vereist (€ 50) Inschrijving handelsregister vereist (€ 50). Deponering jaarstukken. Bij eenpersoonsvennootschap verplichte vermelding van NAW-gegevens
Handelingen met privé Geen verplichtingen Moeten worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Denk aan leningen, transacties van goederen.
Bedrijfsopvolging Overdracht kan zonder notaris. Verschillende aktes nodig voor activa en personeel Eenvoudig door een handeling (verkoop aandelen). Moet via de notaris
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting In de IB verschillende ondernemersfaciliteiten. Tarief IB over de belastbare winst kan oplopen tot maximaal 44,72% (winst minus MKB-vrijstelling van 14%) In de VPB faciliteiten voor de deelnemingsvrijstelling en bij een fiscale eenheid. Tarief VPB/IB bij dividend bedraagt maximaal 40% bij winsten tot € 200.000. Daarboven loopt het tarief op tot 43,75%. Verplicht salaris voor dga (ook in verliessituaties van de BV). Tarief IB bij salaris tot maximaal 52%. In 2014 worden de inkomsten uit aanmerkelijk belang tot € 250.000 in box 2 belast met 22%. Daarboven bedraagt het tarief 25%.
Verliesverrekening Voor verlies uit werk en woning (box 1) is de achterwaartse verliesverrekening 3 jaar. De voorwaartse verliesverrekening is 9 jaar Voor het verlies uit aanmerkelijk belang (box 2) is de achterwaartse verliesverrekening 1 jaar. De voorwaartse verliesverrekening voor het box 2-verlies is 9 jaar. De BV kan een verlies 1 jaar terugwentelen en 9 jaar vooruit.
Btw Vrijstelling voor kleine ondernemers Geen vrijstelling voor kleine ondernemers
Overdrachtsbelasting Vrijwel altijd 6% overdrachtsbelasting verschuldigd bij verkoop van het bedrijfspand Overdrachtsbelasting bij verkoop bedrijfspand is in normale gevallen te vermijden
Sociale zekerheid Niet verzekerd voor werknemersverzekeringen. Vangnet is bijstand In beginsel niet verzekerd voor werknemersverzekeringen. Vangnet is bijstand
Zorgverzekeringswet 5,4% van belastbare winst (na ondernemersaftrekken) 5,4% van brutosalaris
Zwangerschapsuitkering Ja Ja
Pensioen Meestal geen mogelijkheid voor pensioenopbouw. Wel mogelijkheid om oudedagsreserve te vormen. Jaarlijkse dotatie 10,9% van de winst. Bij verlies geen toevoeging. Stakingslijfrente mogelijk Mogelijkheid om pensioen (in eigen beheer) op te bouwen. Opbouw is afhankelijk van hoogte van het salaris en niet van de winst van de BV. Geen fiscaal maximum voor de hoogte van het salaris
Lijfrente Beschikbaar is de jaarruimte en de reserveringsruimte. De hoogte van deze ruimtes is afhankelijk van de toevoeging aan de FOR Beschikbaar is de jaarruimte en de reserveringsruimte. De hoogte van deze ruimtes is afhankelijk van de opbouw pensioenaanspraak binnen de BV
Emotie n.v.t. ‘Directeur ener BV’
Accountantskosten bij AA-kantoor (bedrijf heeft geen personeel) Voor jaarstukken en aangifte IB: 15 à 20 uur = circa € 1800 (excl. btw) Voor jaarstukken en aangifte VPB en IB (dga): 20 à 25 uur = circa € 2500 (excl. btw)