FB: fiscale vaststellingsovereenkomst

1. definitie begrip vaststellingsovereenkomst, in de fiscaliteit ook wel het fiscaal compromis. Beiden zijn aan elkaar gelijk Zie HR 25 november 1992, BNB 1993/63, r.o. 3.4. Zie ook (minder expliciet) HR 27 mei 1992, BNB 1992/302.
2. definitie = van een compromis is slechts sprake indien een inspecteur en een belastingplichtige een overeenkomst hebben gesloten waarbij zij zoals het in BW is verwoord ter beeindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens geldt, een vaststelling aanvaarden,, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken (eveneens HR 13 september 2000, BNB 2000/346).
3. van het fiscale compromis dienen te worden onderscheiden de toezegging, de ruling en de akkoordverklaring.
4. toezegging = uitlatingen door de inspecteur waaraan een belastingplichtige het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de inspecteur na kennisneming van alle daartoe vereiste bijzonderheden van het desbetreffende geval, aan de door hem  in acht te nemen regel, voorzover omtrent de toepasselijkheid of de toepassing daarvan vragen zijn gerezen, in zijn geval een bepaalde toepassing zal geven.
5. ruling = een de belastingdienst bindende toezegging vooraf over de toepassing van het Nederlands belastingrecht in internationaal concdernbeleid danwel in grensoverschrijdende situaties
6. akkoordverklaring = de ondubbelzinnige uitleg van de inspecteur waarmee deze onmiskenbaar heeft beoogd zich aan een bepaalde zienswijze van de belastingplichtige te binden met geen ander voorbehoud dan een verandering van omstandigheden.
7. wettelijke verankering vaststellingsovereenkomst – art. 7:900, lid 1, BW.
8. de HR heeft overwogen dat niet de eis van de wederzijdse opoffering geldt (HR 13 september 2000, BNB 2000/346)
9. op basis van het civiele recht vormt de vaststellingsovereenkomst een verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomst.Hierdoor is dat het overeenkomstenrecht van toepassing is.
10. de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst is een meerzijdige rechtshandeling (art. 6:213 BW). Het is bovendien een wederkerige overeenkomst (art. 6:261 e/v. BW). Een dergelijke overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan (art. 6:261 e.v. BW). Een aanbod kan in beginsel worden herroepen (art. 6:217 BW). Als de aanbieder het aanbod wil herroepen, dan dient hij dit te doen voordat het aanbod wordt aanvaard. Bovendien wordt een onderscheid gemaakt in de wijze waarop een aanbod wordt gemaakt. Een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet direct wordt aanvaard. Een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijk termijn wordt aanvaard (art. 6:221 BW). Voor het geval het aanbod onder enigszins afwijkende voorwaarden wordt geaccepteerd, dan geldt dat de afwijkende aanvaarding geldt als een nieuw aanbod onder verwerping van het oorspronkelijk aanbod (art. 6:225 BW).
7. vanuit het civiele recht is het precontractuele fase bekend (zie o.a. Plas vAlburg-arrest, HR 18 juni 1982, NJ 1983, 723). Hierin worden drie fasen van de onderhandelingsstadia onderscheiden. a. beginstadium: hierin kunnen onderhandelingen zonder gevolgen onderbroken worden b. vervolgstadium: onderhandelingen kunnen worden afgebroken, maar leidt de onderbreking onder omstandigheden tot een schadevergoeding c. eindstadium: onderhandelingen kunnen niet meer worden afgebroken. Plas Valburg is eveneens van toepassing op het fiscale vaststellingsovereenkomst.
8. HR 17 december 1997: onderhandelingen mogen niet zo rauwelijks worden afgebroken. De belastingplichtige moet de gelegenheid hebben gehad om ofwel het aanbod te aanvaarden of aan de rechter voor te leggen.
9.wanneer het onderwerp van de overeenkomst een rechtshandeling is die door de strekking in strijd is met de openbare orde of de goede zeden, dan is deze overeenkomst nietig (art. 3:40 BW).
10. voorts kan een vaststellingsovereenkomst worden aangetast doordat een van de wilsgebreken van toepassing is (art. 3:44 BW).
11. verder is art. 6: 248 BW van toepassing (de aanvullende werking van de redelijkheid en de billijkheid).
12. art. 6:258 BW = onvoorziene omstandigheden kunnen er toe leiden dat  dat wijziging of ontbinding van de vaststellingsovereenkomst plaatsvindt
13. de vormt een voorbereidingshandeling voor een beschikking. Het vormt als het ware een voorwaardelijke toezegging met betrekking tot de inhoud van een fiscale beschikking die nog moet worden genomen. Dit betekent dat de afdeling 3.2 tot en met 3.4 Awb van toepassing zijn op de vaststellingsovereenkomst.  Dus abbb hebben gelding ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst. Zo is in HR 8 april 1987, BNB 1987/191 bepaald dat het uitoefenen  van ongeoorloofde druk op de belastingplichtige in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verder oordeelt de HR dat het sluiten van een compromis buiten de gemachtigde om in strijd is met de abbb (HR 25 oktober 1989, BNB 1990/6). Tenslotte oordeelt de HR dat aan een belastingplichtige een termijn moet worden gegund waarbinnen hij in de gelegenheid is om na te denken over het gedane aanbod (HR 16 november 2007, BNB 2008/20).
14. over de elementen van de vaststellingsovereenkomst zijn in beginsel geen beperkingen gesteld. In het besluit van 5 juli 2011 (BNB 2011/239) is neergelegd dat geen afspraken gemaakt kunnen worden over de heffingsrenten en de invorderingsrente. Verder kan de bestuurlijke boete onderdeel uitmaken van de vaststellingsovereenkomst (HR 9 januari 2004, BNB 2004/127, HR 9 oktober 1996, BNB 1997/53 en HR 23 december 1992, BNB 1993/95 en 96).De boete mag alleen onderdeel uitmaken van de fiscale vaststellingsovereenkomst als de boete wordt vastgesteld op een lager bedrag dan in de boetebeschikking is vermeld.. Doordat de boete in een fiscale vaststellingsovereenkomst is opgenomen kan deze niet meer worden getoetst door de rechter. ook het besluit van 5 juli 2011 is van toepassing op de boete.
15. Haviltex-norm (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635): de uitleg van de overeenkomst wordt niet uitsluitend gebaseerd op de taalkundige uitleg van de contractsbepalingen. Tevens is relevant de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
16. kan een vaststellingsovereenkomst contra legem zijn? In art. 7:902 BW is opgenomen dat de vaststellingsovereenkomst ook geldig is als zij in strijd  mocht blijken met dwingend recht, tenzij zij tevens naar inhoud of strekking in strijd met de goede zeden of de openbare orde komt. Voor een tweetal situaties is in art. 3:40 BW geregeld dat de vaststellingsovereenkomst nietig is. Voor een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of openbare orde geldt dat deze nietig is. Een strijdigheid met een dwingende wetsbepaling leidt eveneens tot nietigheid van de rechtshandeling.
17. indien de vaststellingsovereenkomst bij het sluiten ervan kenbaar/evident in strijd is met de wet, is de vaststellingsovereenkomst in strijd met de openbare orde of goede zeden, zoals bedoeld in art. 7:902 BW en art. 3:40 lid 1 BW (HR 3 juni 1981, BNB 1981/230). De evidente strijdigheid moet worden beoordeeld in het licht van het geheel van de wettelijke bepalingen waarop het compromis ziet.  Het is mogelijk dat slechts 1 onderdeel in strijd is met de wettelijke bepalingen. Dat kan beteknen dat toch de gehele overeenkomst geldigheid heeft.
18. de strijdigheid met de wet kan voor partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst partijen niet bekend zijn . Het is wel anders als de partijen de strijdigheid met een juiste wetstoepassing redelijkerwijs hadden behoren te beseffen.
19. wat als de strijdigheid met een juiste wetstoepassing pas later, na het sluiten van de overeenkomst, blijkt. Deze overeenkomsten zijn geldig tenzij sprake is van strijdigheid met de openbare orde of goede zeden.
20. partiele nietigheid is niet mogelijk bij fiscale vaststellingsovereenkomsten? Is nog onduidelijk.
21. beeindiging van de fiscale vaststellingsovereenkomst = art. 3:44 BW (bedreiging bedrog of misbruik van omstandigheden). + 6:228, lid 1 BW (dwaling). Indien tav de rechtsvraag een vaststellingsovereenkomst is gesloten kan geen beroep worden gedaan op dwaling (HR 27 april 2007, BNB 2007/201).
22. de fiscale vaststellingsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan, is tussentijds niet opzegbaar, tenzij zich onvoorziene omstandigheden voordoen (HR 21 oktober 1988, NJ 1990, 439).
23. kan een vaststellingsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden opgezegd? HR 3 december 1999, NJ 2000, 120. In beginsel is de wettelijke regeling en hetgeen partijen contractueel hebben geregeld doorslaggevend (rechtbank Haarlem,  18 augustus 2010, nr. 07/7296). Indien niets is geregeld dienen de opzeggingsmogelijkheden te worden beoordeeld aan de hand van de redelijkheid en de billijkheid. Dit zou betekenen dat overeenkomsten die voor onbepaalde duur zijn aangegaan en niets geregeld hebben over de opzegtermijn alleen gewijzigd kunnen worden bij gewijzigde omstandigheden. Niet elke wijziging van de omstandigheden kan worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheden.
24. indien de fiscale vaststellingsovereenkomst wordt opgezegd, dient een redelijke opzegtermijn in aanmerking genomen te worden. Zie het besluit van 5 juli 2011 en HR 2 september 1992, BNB 1993/2 en HR 14 juni 2000, BNB 2000/331 en Hof Den Haag 23 februari 1995, nr. 93/1284, Campina-arrest).
25. besluit 5 juli 29011: hierin is expliciet opgenomen dat de vaststellingsovereenkomsten de uitdrukkelijke verklaring van belanghebbende bevat dat hij ter zake van het overeengekomene geen gebruik zal maken van het recht van bezwaar en/of beroep of dat hij zijn bezwaar- c.q. beroepschrift intrekt. Deze verklaring belet belanghebbende niet om de rechtsgeldige totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst in bezwaar en vervolgens in beroep bij de belastingrechter te betwisten. Dit geldt niet alleen voor de totstandkoming van de overeenkomst maar ook voor de interpretatie ervan.