Rechtbank Noord-Holland beslist dat de toenames van de rekeningcourantschuld van X bij zijn eigen bv aangemerkt moeten worden als onttrekkingen. De toenames worden belast als reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang.

Datum: 30-11-2016 ECLI: ECLI:NL:RBNHO:2016:10977 Editie: 19 januari Instantie:Rechtbank Noord-Holland Nummer: AWB – 15 _ 5752 Rubriek: InkomstenbelastingUitgavenummer: V-N Vandaag 2017/110 Wetsartikelen:Algemene wet inzake rijksbelastingen, 67e , Wet inkomstenbelasting 2001, 4.1 ,Wet inkomstenbelasting 2001, 4.1

Belanghebbende, X, is dga van A bv. De saldi van de rekening-courantverhouding tussen X en A bv is in de jaren 2009, 2010 en 2011 toegenomen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv over di jaren op. X komt in beroep. In geschil is of de jaarlijkse toenamen van de rekeningcourantschuld van X aan A bv in de betreffende jaren moeten worden aangemerkt als belastbare reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang. Ook zijn de vergrijpboetes van 50% opgelegd bij de navorderingsaanslagen over de jaren 2009 en 2010 in geschil.

Rechtbank Noord-Holland overweegt dat X en A bv in de betreffende jaren geen rekening-courantovereenkomst hebben opgemaakt. Ook heeft X ten behoeve van de aflossing van de rekening­courantschuld geen zekerheden gesteld. Verder is er geen rente en geen aflossingsschema overeengekomen en A bv heeft geen incassomaatregelen getroffen. Op grond van alle feiten en omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat de toename van de rekening-courant niet kan of zal worden afgelost en dat X zich daarvan, gelet op zijn positie van dga, bewust had moeten zijn. De bedragen van opnamen in rekening-courant hebben het vermogen van de onderneming in de belastingjaren definitief verlaten, waarmee zij als onttrekkingen moeten worden aangemerkt. Het inkomen uit aanmerkelijk belang is door de inspecteur over de betreffende jaren correct vastgesteld. De vergrijpboetes worden verminderd tot 25% omdat X geen opzet maar wel grove schuld kan worden verweten.

Aantekeningen:

17. Op grond van het bepaalde in de artikelen 4.1, 4.6 en 4.12, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001, behoren de voordelen die door eiser worden getrokken uit de aandelen in [A BEDRIJF] B.V. tot zijn belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang.

18. Indien een vennootschap aan haar aandeelhouder een lening verstrekt waarvan aannemelijk is dat deze niet kan of zal worden afgelost, moet deze lening worden aangemerkt als een onttrekking. Het bedrag van de lening heeft dan immers het vermogen van de vennootschap definitief verlaten. Dit wordt niet anders indien het bedrag van de lening kan worden verrekend met een toekomstige dividenduitkering (HR 19 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR4761). Voor het in aanmerking nemen van een onttrekking zal de inspecteur feiten (en omstandigheden) aannemelijk moeten maken waaruit blijkt dat deze lening niet kan of zal worden afgelost en de vennootschap en aandeelhouder zich daarvan bewust waren of hadden moeten zijn (HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:645).

19. Vast staat dat de rekening-courantschuld van eiser aan [A BEDRIJF] B.V. in 2009 met € 100.716, in 2010 met € 189.859 en in 2011 met € 167.724 is toegenomen. Vast staat dat eiser en [A BEDRIJF] B.V. in deze jaren geen rekening-courantovereenkomst hadden opgemaakt. Vast staat voorts dat eiser ten behoeve van de aflossing van de rekening-courantschuld geen zekerheden heeft gesteld, dat geen rente en geen aflossingsschema zijn overeengekomen en dat [A BEDRIJF] B.V. geen incassomaatregelen heeft getroffen. Eiser heeft niet weersproken dat hij de opnamen in rekening-courant heeft gedaan om in zijn levensonderhoud te voorzien en dat hij niet over inkomen of vermogen beschikte waaruit hij de toename van de rekening-courantschuld heeft kunnen aflossen. Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank aannemelijk dat de toename van de rekening-courantschuld in de jaren 2009 tot en met 2011 niet kan of zal worden afgelost en dat eiser – gelet op zijn positie van directeur-grootaandeelhouder – en [A BEDRIJF] B.V. zich daarvan bewust hadden moeten zijn. De rechtbank concludeert dat de bedragen van voormelde opnamen in rekening-courant het vermogen van [A BEDRIJF] B.V. in de onderscheiden belastingjaren definitief hebben verlaten, waarmee zij als onttrekkingen moeten worden aangemerkt.

20. Met betrekking tot hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd overweegt de rechtbank nog als volgt. De schriftelijke rekening-courantovereenkomst met [A BEDRIJF] B.V. is (ruim) na afloop van de onderhavige belastingjaren en na aanvang van de discussie met verweerder over de opnamen in rekening-courant opgemaakt en kan daarom aan het in overweging 20 gegeven oordeel niet afdoen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van eiser dat de rekening-courantschuld aan [A BEDRIJF] B.V. inmiddels is afgelost, aangezien uit geen van de transactieoverzichten en bankafschriften die eiser ter onderbouwing hiervan heeft overgelegd een overboeking op een bankrekening ten name van [A BEDRIJF] B.V. kan worden afgeleid. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de rekening-courantschuld inmiddels tot de bedragen van de toenamen is afgelost. Aan beantwoording van de vraag of enige (terug)betaling tot de conclusie noopt dat er van een onttrekking geen sprake is, komt de rechtbank daarom niet toe.

21. Eiser heeft geen afzonderlijke grieven gericht tegen de hoogte van de correcties in verband met de uitdelingen in de jaren 2009 en 2010. Met betrekking tot het jaar 2011 stelt eiser primair dat de correctie dient te worden vastgesteld op € 167.724, overeenkomend met, naar de rechtbank begrijpt, de toename van de rekening-courantschuld aan [A BEDRIJF] B.V. in 2011. Nu het bedrag dat verweerder in verband met de uitdeling uit [A BEDRIJF] B.V. in 2011 in aanmerking heeft genomen blijkens de uitspraak op bezwaar slechts € 153.410 bedraagt en eiser geen grieven heeft gericht tegen het in aanmerking nemen door verweerder van een uitdeling ten belope van € 45.206, oordeelt de rechtbank dat verweerder het bedrag van de uitdeling op € 198.616 niet te hoog heeft bepaald.