Omkering bewijslast terecht. Rentelasten en huisvestingskosten niet overtuigend aangetoond.

Hof Arnhem-Leeuwarden  22 mei 2013 12/00542 4. Beoordeling van het geschil Omkering bewijslast 4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende met betrekking tot de onderhavige jaren (2007 en 2008) geen gevolg heeft gegeven, ook niet na de aanmaningen van de Inspecteur daartoe, aan de uitnodigingen van de Inspecteur tot het doen van de…

Schadevergoeding van 4.000 euro na hoger beroep van 5 jaar en acht maanden.

Hof Amsterdam, 30 mei 2013, 06/00464 4. Beoordeling van het verzoek 4.1. De Minister stelt zich primair op het standpunt dat er geen aanleiding is aan belanghebbende een vergoeding aan te bieden voor de overschrijding van de redelijke termijn en subsidiair tot toewijzing van het verzoek om vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van…

vergoeding van immateriële schade in geval van overschrijding redelijke termijn bezwaar- en beroepsfase. Verdeling van de schadevergoeding ten laste van het bestuursorgaan en de Staat. De Minister van Veiligheid en Justitie moet worden betrokken bij de beslissing op het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

HR 22 maart 2013, nr. 11/04270 (Art. 8:73 Awb) 3. Beoordeling van de middelen 3.4.1. Middel 2 richt zich tegen het hiervoor in 3.2.3 weergegeven oordeel van het Hof en de wijze waarop dat oordeel tot stand is gekomen. Het middel betoogt dat het bestuursorgaan voor niet meer dan een half jaar van de door…

Anders dan rechtbank acht hof ontvangst aanmaning door belastingplichtige wel aannemelijk.

Hof Amsterdam, MK III, 18 april 2013, nr. 12/00305 (Art. 67a Awr) Als vaststaand kan worden aangenomen dat de aanmaningsbrief door de inspecteur naar het juiste adres van belanghebbende is verzonden. De omstangheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres worden bezorgd of aangeboden rechtvaardigd het vermoeden van ontvangst…

Bewijslast

HR 25 oktober 2002, nr. 36898, LJN: AE9354, BNB 2003/14 3.2.4. Opmerking verdient nog dat, anders dan het Hof heeft geoordeeld, voor ontzenuwing van het vermoeden niet is vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat de ten name van C gerestitueerde bedragen hem niet ten goede zijn gekomen; voldoende is dat op grond van hetgeen belanghebbende…