Hof Den Haag oordeelt dat het gerealiseerde resultaat bij de verkoop van de onroerende zaken niet is aan te merken als ROW. X heeft namelijk geen werkzaamheden verricht die naar hun aard en omvang onmiskenbaar waren gericht op het behalen van voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.

Datum: 11-10-2016 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2016:3647 Editie: 19 december Instantie:Hof Den Haag Nummer: BK-16/00075 t/m BK-16/00077 Rubriek: InkomstenbelastingUitgavenummer: V-N Vandaag 2016/2788 Wetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 3.91

Belanghebbende, X, is dga van een aantal vennootschappen binnen het Y-concern. Hij houdt onder andere aandelen in A bv en, indirect, B bv. Eind 2010 koopt X, voor € 1.079.500, van B bv, een appartementsrecht, vier parkeerboxen en een parkeerplaats. Bijna een jaar later worden de onroerende zaken aan X geleverd. X verkoopt het appartementsrecht, twee van de vier parkeerboxen en de parkeerplaats die dag nog door aan derden voor € 1.475.000. X is van mening dat het door hem gerealiseerde voordeel bij de verkoop van de onroerende zaken niet is belast. De inspecteur corrigeert echter de IB-aangiften van X. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur het voordeel dat X heeft behaald bij de verkoop van de onroerende zaak terecht als ROW in aanmerking heeft genomen. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van het uitponden van onroerende zaken, en meer dan normaal actief vermogensbeheer.

Hof Den Haag oordeelt dat het gerealiseerde resultaat bij de verkoop van de onroerende zaken niet is aan te merken als ROW. Volgens het hof heeft X namelijk, bij de aan- en doorverkoop van het appartementsrecht, de parkeerboxen en de parkeerplaats, geen werkzaamheden verricht die naar hun aard en omvang onmiskenbaar waren gericht op het behalen van, redelijkerwijs te verwachten, voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan. Het hof overweegt hierbij dat de enkele aan- en doorverkoop van onroerende zaken niet als zodanig kan gelden, met name niet omdat X de onroerende zaken voor een zakelijke prijs heeft aangekocht en deze heeft doorverkocht aan een onafhankelijke derde. Verder acht het hof nog van belang dat vaststaat dat X ook niet over bijzondere kennis beschikt die tot het behalen van het voordeel heeft bijgedragen. Het hof vermindert de aanslag.