Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd aan X

Datum: 01-04-2016 ECLI: ECLI:NL:RBZWB:2016:1982 Editie: 26 mei Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer:V-N Vandaag 2016/1097 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 47 ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a

De inspecteur heeft aan belanghebbende, X, een informatiebeschikking opgelegd met betrekking tot nog op te leggen aanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2012. Dit nadat X niet heeft gereageerd op een vragenbrief van de fiscus over betrokkenheid van X bij een buitenlandse bankrekening.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd aan X. Uit informatie van een tipgever blijkt dat X als rechtshebbende van een buitenlandse bankrekening kan worden aangemerkt. Voor de inspecteur was er derhalve voldoende aanleiding om X nadere inlichtingen te vragen over deze buitenlandse bankrekening. Door niet te reageren op de vragenbrieven van de inspecteur heeft X niet aan zijn informatieverplichting voldaan. De informatiebeschikkingen (die zien op de jaren 2008 tot en met 2012) zijn terecht genomen. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

Aantekeningen:

4.1.De rechtbank heeft bij uitspraak van heden onder rolnummers BRE 13/84 tot en met 13/94 geoordeeld dat aannemelijk is dat belanghebbende al dan niet samen met zijn echtgenote houder was van een bankrekening bij de Rabobank met in 1996 een saldo van fl. 294.588.

4.2.De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gevraagde informatie voor de belastingheffing van belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2012 van belang kan zijn. Voor de aanwezigheid van een belang als bedoeld in artikel 47 van de AWR is slechts vereist dat het gevraagde op zichzelf beschouwd van belang kan zijn voor de belastingheffing van de betrokken belastingplichtige (vgl. Hoge Raad 8 januari 1986, nr. 23 034, ECLI:NL:HR:1986:AW8125, BNB1986/128). Gelet op de door de tipgever verstrekte gegevens en de door de inspecteur uitgevoerde identificatie die erin resulteerde dat belanghebbende als rechthebbende tot de tegoeden op voormelde rekening kan worden aangewezen, bestaat er voor de inspecteur voldoende aanleiding om hem nadere inlichtingen te vragen omtrent voornoemde rekening bij de Rabobank. De enkele omstandigheid dat de gegevens betrekking hebben op het jaar 1996 kan hier niet aan afdoen. Er was immers in dat jaar sprake van een aanzienlijke saldo (fl. 294.588). Nu het voorts een algemene ervaringsregel is dat buitenlandse banktegoeden in een land met een bankgeheim voor een langere periode plegen te worden aangehouden, kan de inspecteur ook zoveel later nog in redelijkheid vragen om een nadere toelichting van de zijde van belanghebbende.

4.3.Door niet te reageren op de vragenbrieven van de inspecteur heeft belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting voldaan. De informatiebeschikkingen zijn in zoverre terecht genomen.