Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de conclusies uit het boekenonderzoek 2012 ten onrechte heeft geëxtrapoleerd naar de jaren 2009 t/m 2011 en 2013. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslagen en boeten voor die jaren.

Datum: 19-04-2016 ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2016:4534 Editie: 19 mei Instantie:Rechtbank Den Haag Rubriek: Loonbelasting Wetsartikelen:Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringe

Belanghebbende, X bv, is een particuliere beveiligingsorganisatie die zich in hoofdzaak bezig houdt met het ter beschikking stellen van personeel voor beveiligingswerkzaamheden. Gedurende de jaren 2009 tot en met 2012 past X bv in haar aangiften loonheffing de afdrachtvermindering onderwijs toe. Na een boekenonderzoek, waarbij de inspecteur de nodige omissies constateert, heft de inspecteur een deel van de afdrachtvermindering na en legt daarbij aan X bv vergrijpboeten op.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de conclusies uit het boekenonderzoek 2012 ten onrechte heeft geëxtrapoleerd voor de jaren 2009 t/m 2011 en 2013. De rechtbank heeft in de procedure 15/7259 geoordeeld dat de naheffingsaanslag over 2012 en de daarbij opgelegde vergrijpboeten terecht zijn opgelegd. Uit het controlerapport blijkt echter dat het boekenonderzoek feitelijk beperkt is gebleven tot het jaar 2012 en dat de uitkomsten van het onderzoek zijn geëxtrapoleerd naar de andere jaren. De rechtbank oordeelt dat een dergelijke extrapolatie mogelijk is als op grond van empirisch bewijs aannemelijk is dat die jaren een constant beeld vertonen of als op voorhand vaststaat dat de data in die jaren in dezelfde mate juist of onjuist zijn als die van het onderzochte jaar. Omdat de loonadministratie over de onderhavige jaren voor controle beschikbaar was had de inspecteur dit empirisch onderzoek kunnen uitvoeren. Nu dit niet is gebeurd, is de extrapolatie niet toelaatbaar. De rechtbank verklaart de beroepen van X bv gegrond en vernietigt de naheffingsaanslagen en boeten.

Aantekeningen:

8. De rechtbank overweegt dat het extrapoleren van resultaten van een in een bepaald jaar gehouden onderzoek naar andere jaren mogelijk is, als er voldoende grond is om aan te nemen dat die jaren een constant beeld vertonen wat betreft de van belang zijnde feitelijke situatie of op voorhand vaststaat dat de data in die jaren in dezelfde mate juist of onjuist zijn als die van het onderzochte jaar. Een dergelijke omstandigheid kan zonder empirisch bewijs niet voor waar worden aangenomen. Zijn er voldoende mogelijkheden om een dergelijk empirisch onderzoek uit te voeren, dan is het extrapoleren zonder nader onderzoek niet toelaatbaar.

9. De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor het recht op afdrachtvermindering weliswaar bij eiseres ligt, maar eiseres dit bewijs kan leveren door inzage te geven in de loonadministratie. Verweerder heeft de loonadministratie over 2012 gecontroleerd en heeft de uitkomsten van dat onderzoek geëxtrapoleerd naar de onderhavige jaren met als argument dat de handelwijze van eiseres gedurende de jaren 2009 tot en met 2013 steeds dezelfde is geweest en voor de onderhavige jaren dus kan worden uitgegaan van het foutpercentage dat is gevonden voor het jaar 2012. Dat, naar verweerder heeft aangevoerd, hierover met eiseres een afspraak zou zijn gemaakt, is door eiseres weersproken en acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uit hetgeen partijen daartoe over en weer hebben aangevoerd leidt de rechtbank af dat de loonadministratie over de onderhavige jaren voor controle beschikbaar was. Verweerder had dus de mogelijkheid om het in 8 bedoelde empirisch onderzoek uit te voeren. Nu verweerder dit heeft nagelaten is de rechtbank van oordeel dat de extrapolatie niet toelaatbaar is. Nu ook geen andere gronden voor de rechtmatigheid van de naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen zijn aangevoerd, moet worden geoordeeld dat die ten onrechte zijn opgelegd en gegeven. Hetgeen partijen verder over en weer hebben aangevoerd behoeft daarmee geen behandeling meer.