Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur heeft gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel . De inspecteur heeft ruim zeven jaar laten verstrijken alvorens de kinderopvangtoeslag definitief vast te stellen.

Datum: 03-03-2015 ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2015:2790 Editie: 17 juli Instantie:Rechtbank Den Haag Nummer: AWB – 14 _ 8426 Rubriek:Toeslagen en zorgverzekeringswet Uitgavenummer: V-N Vandaag 2015/1545Wetsartikelen: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, 16 ,Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, 19 ,Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, 21

Aan belanghebbende, X, kent de inspecteur einde 2006 een voorschot kinderopvang toe van bijna € 11.000 voor het jaar 2007. Ruim acht jaar later, op 14 januari 2015 stelt de inspecteur de definitieve berekening vast, ten gevolge waarvan X € 446 moet terugbetalen. X verzet zich hiertegen. Gelet op de gang van zaken, met name het lange tijdsverloop in deze zaak, is het naar haar mening niet meer gerechtvaardigd dat de inspecteur het voornoemde bedrag terugvordert.

Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de wetgever met de bepalingen over de termijnen in de Awir heeft beoogd de aanvrager van de toeslag zekerheid te bieden binnen welk tijdsbeslag voorschotten kunnen worden herzien. Die zekerheid zou uiterlijk binnen vijf jaar na afloop van het berekeningsjaar moeten zijn gegeven, aldus de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur heeft gehandeld in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel. De inspecteur heeft, zonder enige aanwijsbare reden ruim zes jaar laten verstrijken alvorens op 1 april 2014 de definitieve berekening vast te stellen op € 1.509 en bijna een jaar later op 14 januari 2015 opnieuw definitief vast te stellen op € 9.714 en een bedrag van € 446 terug te vorderen. De rechtbank is van oordeel dat de het de inspecteur niet langer vrijstaat in 2015 het bedrag terug te vorderen.