Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X bv niet de vereiste aangifte heeft gedaan. X bv heeft verhoudingsgewijs en op zichzelf beschouwd een aanzienlijk te laag BPM-bedrag aangegeven.

Datum: 04-08-2015 ECLI: ECLI:NL:RBGEL:2015:4978 Editie: 11 augustus Instantie:Rechtbank Gelderland Nummer: AWB – 14 _ 8773 Rubriek:Belastingheffing van motorrijtuigen , Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer:V-N Vandaag 2015/1731 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 27e ,Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, 10

X bv koopt in 2013 in Duitsland een jonge gebruikte personenauto met schade voor € 10.899 exclusief btw. In de BPM-aangifte van oktober 2013 stelt X bv de handelsinkoopwaarde op € 9.089, zijnde de waarde volgens de koerslijst van € 18.693 verminderd met de schade van € 9.604. De verschuldigde BPM is berekend op € 1.930. De registratie van de auto vindt plaats in december 2013. Na een hertaxatie heft de inspecteur (uiteindelijk) € 1212 na. Volgens de inspecteur heeft X bv niet de vereiste aangifte gedaan en moet de bewijslast daarom worden omgekeerd.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X bv niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De handelsinkoopwaarde is ten minste € 15.000 en de verschuldigde BPM is ten minste € 3144. Door slechts € 1930 aan te geven, heeft X bv verhoudingsgewijs en op zichzelf beschouwd een aanzienlijk te laag bedrag aangegeven. X bv moet zich hiervan bewust zijn geweest. X bv is namelijk een professioneel optredende autohandelaar, die zich door professionele adviseurs laat bijstaan. De naheffing op basis van een handelsinkoopwaarde van € 15.000 (€ 19.000 minus herstelkosten van € 4000) is een redelijke schatting. Het maakt niet uit dat de inspecteur de herstelkosten niet volledig inzichtelijk maakt. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.