Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de wetgever het forfaitaire rendement bewust heeft ingevoerd. Een rendement van 4% is volgens de rechtbank, over een langere periode bezien, ook haalbaar geweest.

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Datum: 23-03-2015 ECLI: ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Editie: 10 april Instantie:Rechtbank Noord-Holland Nummer: AWB – 14 _ 1993 Rubriek: InkomstenbelastingUitgavenummer: V-N Vandaag 2015/750 Wetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 5.2

X geeft in zijn IB-aangifte 2012 een bedrag van € 5558 aan als voordeel uit sparen en beleggen. Hij vindt het forfaitaire rendement van 4% echter te hoog. Volgens X wordt het verschil tussen het fictieve rendement en het werkelijke rendement te groot.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de wetgever het forfaitaire rendement bewust heeft ingevoerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat de wetgever een eenvoudige regeling voor ogen stond. Verder wilde de wetgever het percentage niet jaarlijks aanpassen. De rechtbank wijst er ook nog op dat de wetgever, met het percentage van 4, een gemiddeld rendement over een langere periode voor ogen heeft gehad, en dat dit rendement over de afgelopen jaren haalbaar is geweest. Het gelijk is aan de inspecteur.