Geen omkering bewijslast door ontbreken van informatiebeschikkingen

Datum: 29-01-2015 ECLI: ECLI:NL:RBGEL:2015:457 Editie: 6 februari Instantie:Rechtbank Gelderland Nummer: AWB – 13 _ 1880 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)rechtUitgavenummer: V-N Vandaag 2015/233 Wetsartikelen:Algemene wet inzake rijksbelastingen, 25 Algemene wet inzake rijksbelastingen, 27e ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen, 47 ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a

X heeft zich op 5 februari 2001 uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie en opgegeven dat hij vanaf die datum in Spanje woont. X wordt niet meer uitgenodigd tot het doen van een aangifte ib/pvv en hij heeft ook geen aangiften ib/pvv meer ingediend. Op 23 oktober 2009 wordt X veroordeeld voor verboden wapenbezit en valsheid in geschrifte. Naar aanleiding hiervan volgt een boekenonderzoek bij X. De inspecteur stelt zich vervolgens op het standpunt dat X in de jaren 2001 en 2003 tot en met 2006 in Nederland woont. Voor die jaren worden de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen ib/pvv met vergrijpboeten opgelegd en (navorderings)aanslagen premie WAZ. Uitgegaan wordt daarbij van het in het strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: sfo) over de jaren 2003 tot en met 2006 berekende wederrechtelijk verkregen voordeel. X komt in beroep. Rechtbank Gelderland is van mening dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in de betreffende jaren in Nederland woont. Dit gezien de resultaten van het woonplaatsonderzoek en het feit dat de partner en de kinderen van X in Nederland wonen. Voor alle in geding zijnde jaren geldt dat de bewijslast niet kan worden omgekeerd en verzwaard. Dit omdat X niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte. Ook omkering van de bewijslast vanwege het niet voldoen aan de inlichtingenplicht en administratieplicht speelt niet omdat de inspecteur daarvoor informatiebeschikkingen had moeten nemen. Voor wat betreft de hoogte van de belastingaanslagen kan aangesloten worden bij de resultaten van het sfo. De (navorderings)aanslagen over de jaren 2001 en 2003 worden echter wel verminderd. Voor het jaar 2001 heeft X terecht aangevoerd dat er voor dat jaar geen bewijzen zijn van een inkomen dan wel van een inkomenstekort. Voor het jaar 2003 heeft de inspecteur geen goede verklaring kunnen geven voor het grote verschil tussen het inkomenstekort volgens het sfo en het door hem vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning. De vergrijpboeten worden deels vernietigd vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag en deels verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het beroep van X is gegrond.