Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de informatiebeschikking voor een autorijschoolhoudster terecht heeft gehandhaafd. Dit vanwege diverse gebreken in de boekhouding die ervoor zorgen dat een aanzienlijk deel van de omzet niet is opgenomen in de administratie. 

Datum: 16-10-2014 ECLI: ECLI:NL:RBZWB:2014:7166 Editie: 25 november Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant Nummer: AWB-14_938 Rubriek:Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2361 Wetsartikelen:Algemene wet bestuursrecht, 8:42 en 8:75

X exploiteert een autorijschool. De inspecteur legt haar een informatiebeschikking op vanwege het niet voldoen aan de verplichtingen van art. 47 en 52 van de AWR. Bij uitspraak op bezwaar handhaaft de inspecteur de informatiebeschikking voor zover deze betrekking heeft op art. 52 AWR.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gehandhaafd. De rechtbank acht het aannemelijk dat door diverse gebreken in de boekhouding een aanzienlijk deel van de omzet van X niet in de administratie is opgenomen. De rechtbank stelt echter geen nieuwe termijn voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen, omdat de administratie teveel niet herstelbare gebreken bevat. De rechtbank wijst hier in het bijzonder op de gebrekkige kasadministratie van X die vrijwel alle betalingen contant in ontvangst neemt. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond. X krijgt wel zijn griffierecht terug omdat de inspecteur in strijd met art. 8:42 Awb niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken (vooraf) heeft overgelegd.

Citaat:

2.11

Belanghebbende heeft in haar beroepschrift te kennen gegeven dat “onze administratie werkelijk niet naar behoren is verzorgd”. Verder heeft zij in diverse stukken verklaard dat praktijkexamengelden niet in de boekhouding zijn verantwoord. De verklaring van belanghebbende ter zitting dat wel alle praktijkopbrengsten zijn aangegeven, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande, ongeloofwaardig. De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat in 2011 via correctieboekingen eerder niet geboekte ontvangsten zijn bijgeboekt die hebben geleid tot hogere omzetten. In het “Verslag van de eindbespreking van het boekenonderzoek” van 17 juli 2013 heeft de inspecteur de praktijkexamengelden (inclusief 19% BTW) aan de hand van de CBR-lijst becijferd op € 18.526 (2009), € 12.450 (2010) en € 15.155 (2011). Volgens de inspecteur heeft belanghebbende een substantieel deel van die opbrengsten niet in de administratie verwerkt. De verantwoorde omzet (exclusief BTW) volgens de administratie bedroeg voor die jaren € 40.434 (2009), € 25.119 (2010) en € 38.300 (2011). Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat een aanzienlijk deel van de omzet niet in de administratie is opgenomen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de vereisten van artikel 52 van de AWR en heeft de inspecteur de informatiebeschikking, voor zover deze betrekking heeft op artikel 52 van de AWR, terecht bij de uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.12.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.