HR, 20 juni 2014, nr 13/02432

Beoordeling van het middel

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

De gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde) heeft bij brief van 4 juni 2012 beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Inspecteur. In die brief waren de gronden van het beroep niet vermeld. Op het briefpapier dat de gemachtigde daarbij heeft gebruikt, staat in het briefhoofd het adres van diens kantoor en tevens een faxnummer vermeld.

2.1.2.

Op 18 juni 2012 heeft de griffier van de Rechtbank naar het hiervoor in 2.1.1 bedoelde faxnummer een bericht gefaxt, inhoudende de mededeling dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat alsmede het verzoek dat verzuim binnen vier weken te herstellen.

2.1.3.

Bij brief van 10 juli 2012 heeft de gemachtigde verzocht om uitstel van deze termijn tot 27 augustus 2012. Bij per fax verzonden brief van 11 juli 2012 heeft de griffier van de Rechtbank nader uitstel verleend tot 27 augustus 2012.

2.1.4.

Bij brief van 1 augustus 2012 heeft de gemachtigde verzocht om nader uitstel tot 5 september 2012 voor het indienen van de gronden van het beroep. Vervolgens heeft hij bij brief van 20 augustus 2012 verzocht om een laatste uitstel tot 8 oktober 2012. De griffier van de Rechtbank heeft bij per fax verzonden brief van 21 augustus 2012 een laatste uitstel verleend tot 8 oktober 2012 onder mededeling dat bij niet-tijdige reactie de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard.

2.1.5.

Bij haar uitspraak van 6 november 2012 heeft de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens de omstandigheid dat de gronden van het beroep niet binnen de daartoe gestelde termijn zijn meegedeeld.

2.2.

In haar thans in cassatie bestreden uitspraak heeft de Rechtbank het daartegen gerichte verzet ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Rechtbank onder meer overwogen dat het voor belanghebbende kenbaar moet zijn dat de Rechtbank het faxverkeer gebruikt of kan gebruiken bij het stellen van een fatale termijn. De Rechtbank is van oordeel dat in een situatie waarin door de Rechtbank in dezelfde zaken al twee keer per fax een termijn is gesteld of uitstel van deze termijn is verleend, welke faxberichten blijkens de reacties van de gemachtigde deugdelijk zijn ontvangen, de gemachtigde er rekening mee heeft moeten houden dat de reactie van de Rechtbank op zijn verzoek om een laatste uitstel van de termijn voor indiening van gronden, ook per fax zou worden verzonden. Hiertegen richt zich het middel.

2.3.1.

Artikel 8:37 van de Awb houdt de regel in dat de rechtbank processtukken verzendt bij brief. Daarbij is bovendien geregeld wanneer een stuk moet worden verzonden bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging, en wanneer bij gewone brief. De rechtbank kan echter bepalen dat hiervan wordt afgeweken.

2.3.2.

Indien een gerecht gebruik maakt van faxverkeer dient het er rekening mee te houden dat die wijze van communicatie van de geadresseerde vereist dat deze bijzondere maatregelen neemt om veilig te stellen dat een hem aldus toegezonden bericht dezelfde aandacht krijgt als hij gewoon is te geven aan bij hem bezorgde brieven, in het bijzonder brieven van gerechtelijke instanties. Dit brengt mee dat een gerecht een besluit om per fax een termijn te stellen voor herstel van een in potentie fataal verzuim, bekend dient te hebben gemaakt alvorens zich van een dergelijk communicatiemiddel te bedienen (vgl. HR 7 december 2007, nr. 43106, ECLI:NL:HR:2007:BB9537, BNB 2008/155; zie ook HR 12 april 2013, nr. 11/05101, ECLI:NL:HR:2013:BY3238, BNB 2013/161).

2.3.3.

In het onderhavige geval heeft de griffier van de Rechtbank in het hiervoor in 2.1.4 bedoelde faxbericht aan de gemachtigde een laatste termijn gesteld, waarna een vereenvoudigde afdoening is gevolgd als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb. In artikel 2, lid 2, van de Procesregeling bestuursrecht 2010 (Stcrt. 2010, nr. 12031) hebben de rechtbanken bepaald dat toezending van die stukken aangetekend of met bericht van ontvangst of per fax kan geschieden. Daarmee heeft echter geen bekendmaking plaatsgevonden zoals vereist door het zojuist vermelde arrest van 7 december 2007. Het hiervoor vermelde artikel 2, lid 2, noemt slechts de mogelijkheid van het gebruik van de fax, evenwel zonder vermelding van een beslissing dat, en in welke (categorieën) gevallen daarvan gebruik zal worden gemaakt. Bij een zodanige mate van onzekerheid over het gebruik van de fax door de rechtbank kan van betrokkenen niet worden verlangd dat zij de hiervoor in 2.3.2 bedoelde bijzondere maatregelen nemen. Dat kan eerst van hen worden verlangd als de procesregeling van het gerecht inhoudt dat alle stukken, dan wel alle stukken van een categorie waartoe het onderhavige stuk behoort, in de regel of in alle gevallen per fax worden verzonden indien de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is (zie voormeld arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013).

2.3.4.

Nu uit de uitspraak van de Rechtbank of de stukken van het geding niet blijkt dat de Rechtbank haar beslissing om van faxverkeer gebruik te maken anderszins aan de gemachtigde bekend had gemaakt, brengt het voorgaande mee dat zij aan het niet-naleven van een in het onderhavige faxbericht gestelde termijn, geen voor de geadresseerde nadelige gevolgen mocht verbinden. De omstandigheid dat de Rechtbank al twee keer eerder per fax een termijn had gesteld of uitstel van de termijn had verleend, kan niet als een zodanige bekendmaking worden aangemerkt. Het middel slaagt daarom.

2.4.

De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.

Aantekeningen:

1. 8:37 Awb regelt op welke wijze de griffier de stukken van de bestuursrechter moet versturen. Hoofdregel is verzending bij gewone brief, maar voor een aantal belangrijke processtukken is verzending bij aangetekende brief voorgeschreven.
2. de bestuursrechter heeft de bevoegdheid om zowel van de hoofdregel als van de uitzondering af te wijken. In de bevoegdheid ligt besloten de mogelijkheid om te beslissen  dat de verzending bij fax zal geschieden.
3. volgens de HR moet een gerecht bij communicatie per fax bijzondere maatregelen nemen om veilig te stellen dat een faxbericht dezelfde aandacht krijgt van de geadresseerde als een gewone brief. Dit brengt mee dat een gerecht een besluit om per fax een termijn te stellen voor herstel van een in potentie fataal verzuim, dit tevoren bekend moet hebben gemaakt, bijvoorbeeld in een algemene bekendgemaakte procesregeling.
4. op 1 juli 2004 is de Wet elektronische bestuurlijk verkeer in werking getreden (art. 2:13 Awb e.v.). Deze wet bevat een regeling voor het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen in zowel de primaire als de zogeheten verlengde besluitvormingsfase.
5. art. 8:40a awb is een schakelbepaling voor de Awb.
6. verzending per fax wordt beschouwd als een vorm van elektronisch verkeer zodat daarvoor art. 8:40a Awb en de daarbij van overeenkomstige toepassing verklaarde artt. 2:13-2:17 Awb gelden.
7. in art. 8:40a Awb geeft de wet tevens een kader voor het stellen van nadere regels bij amvb. Deze regels zijn gegeven in het Besluit elektronisch verkeer met de bestuursrechter.. Belangrijke voorwaarde voor het communiceren in de vorm van elektronisch verkeer is dat beide partijen, dus zowel de belanghebbende als het overheidsorgaan, kenbaar moeten maken dat en hoe zij bereikbaar zijn via de elektronische weg.
8. in de voor de bestuurssectoren van de rechtbanken geldende Procesregeling bestuursrecht 2010 is voorzien in bepalingen waardoor de griffier stukken aan partijen per fax kan verzenden. Basis daarvoor is art. 8:37 Awb. Dit artikel bepaalt dat de griffier belangrijke gerechtelijke stukken per aangetekende post aan partijen verzendt, tenzij de rechtbank anders bepaalt. Daarnaast moet de geadresseerde, de burger, kenbaar hebben gemaakt dat hij op die wijze voldoende bereikbaar is (art. 2:14 Awb).
9. wanneer het bestuursorgaan zich uit eigen beweging tot een betrokkene richt, dient het zich uitdrukkelijk ervan te vergewissen dat de geadresseerde langs de gekozen elektronische weg bereikbaar is.
10. tijdens de behandeling van het wetsvoorstel is de volgende vraag naar voren gekomen: op welke wijze maakt de geadresseerde voldoende kenbaar dat hij via de fax berichten wil ontvangen. Als uitgangspunt daarvoor geldt dat wanneer de afzender zijn faxnummer opgeeft (bijvoorbeeld in het hem afkomstige bezwaar- of beroepschrift), in beginsel van voldoende bereikbaarheid per fax kan worden uitgegaan. De ontvanger van de faxberichten moet wel maatregelen nemen om te verzekeren dat voor de ontvangst van een faxbericht in zijn organisatie hetzelfde geldt als voor een brief.
11. mbt de bewijslast of een fax is ontvangen, geldt dat bij de verzender de bewijslast van verzending ligt en in principe ook die van ontvangst. Als een verzender daaraan heeft  voldaan, is het vervolgens aan de geadresseerde om de ontvangst op aannemelijke wijze te betwisten.
12. in art. 2 lid 1 Procesregeling is uitdrukkelijk opgenomen dat de uitnodiging voor de zitting ook per fax kan worden verzonden. Art. 2 lid 2 Procesregeling bepaalt dat stukken waarin de (griffier van de) rechtbank een laatste termijn stelt voorafgaande aan een mogelijke vereenvoudigde afdoening, eveneens aangetekend of per fa worden verzonden.
13. in dit arrest: weliswaar hebben de rechtbanken in art. 2, lid 2, Procesregeling bepaald dat toezending van die stukken aangetekend of met bericht van ontvangst of per fax kan geschieden, doch dat daarmee geen bekendmaking heeft plaatsgevonden. Art. 2 lid 2, noemt slechts de mogelijkheid van het gebruik van de fax, evenwel zonder vermelding van een beslissing dat, en in welke (categorieën) gevallen daarvan gebruik zal worden gemaakt. Bij een zodanige mate van onzekerheid over het gebruik van de fax door de rechtbank kan volgens de HR van betrokkenen niet worden verlangd dat zij de hiervoor bedoelde bijzondere maatregelen nemen. Dat kan pas van hen worden verlangd als de procesregeling van het gerecht inhoudt dat alle stukken, danwel alle stukken van een categorie waartoe het onderhavige stuk behoort, in de regel of in alle gevallen per fax worden verzonden, indien de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
13.