HR, 27 juni 2014, nr. 13/05243

Inkomstenbelasting. Procesrecht. Art. 47 en 27e AWR (oud). Omkering en verzwaring van de bewijslast bij een informatieverzoek. Geen waarschuwingsplicht voor (eventuele) gevolgen van niet (volledig) voldoen aan dat verzoek. Onderlinge inlichtingenplicht tussen echtgenoten.

3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat voor omkering van de bewijslast wegens het niet-voldoen aan ingevolge artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst tot 1 juli 2011; hierna: AWR) op belanghebbende rustende verplichtingen geen termen aanwezig zijn, omdat de Inspecteur naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende niet heeft voldaan aan die verplichtingen. Zo heeft belanghebbende, aldus het Hof, onweersproken gesteld dat zij met haar brief van 24 april 2009 inhoudelijk heeft gereageerd op de vragenbrief van de Inspecteur. Voorts heeft de Inspecteur nagelaten in zijn hiervoor in 3.1.4 tot en met 3.1.6 vermelde brieven belanghebbende te wijzen op de verplichtingen ingevolge artikel 47 AWR en evenmin op de (dreigende) sanctie van omkering van de bewijslast.

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de Inspecteur ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die tot het rechtsgevolg van de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast moeten leiden en dat hij evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende een verhoudingsgewijs en absoluut omvangrijk bedrag aan inkomen niet heeft aangegeven.

Tegen deze oordelen richt zich het middel.

3.3.1.Het middel betoogt onder meer dat onjuist is het oordeel van het Hof dat omkering en verzwaring van de bewijslast op de voet van artikel 27e AWR pas dan plaatsvindt, wanneer de inspecteur de belastingplichtige erop heeft gewezen dat deze laatste op grond van artikel 47 AWR verplicht is de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken alsmede heeft gewezen op de dreigende sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast.

3.3.2.Het middel slaagt in zoverre. Gelet op de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 27e AWR vindt omkering en verzwaring van de bewijslast van rechtswege plaats, onder andere indien niet of niet volledig wordt voldaan aan (één van) de verplichtingen die in artikel 47 AWR zijn omschreven. Niet is als eis gesteld dat de inspecteur bij het vragen van gegevens en inlichtingen de belastingplichtige wijst op de verplichting tot het verstrekken ervan en op de gevolgen van het niet of niet volledig nakomen van die verplichting. Het hiervoor in 3.2, eerste alinea, laatste volzin, vermelde oordeel van het Hof berust op een onjuiste rechtsopvatting.

3.4.1.Het middel keert zich voorts met een motiveringsklacht tegen ‘s Hofs oordeel dat belanghebbende heeft voldaan aan de in artikel 47 AWR opgenomen verplichtingen.

3.4.2.

Dienaangaande is van belang dat belanghebbende in de hiervoor in 3.1.5 en 3.1.7 vermelde brieven niet heeft gereageerd op het (herhaalde) verzoek van de Inspecteur om hem informatie te verstrekken met betrekking tot een door hem aanwezig geacht aanmerkelijk belang en heeft volstaan met op te merken dat – anders dan de Inspecteur stelde – in de aangifte de rubriek ‘aanmerkelijk belang’ wel was ingevuld.

De door het Hof aan zijn oordeel ten grondslag gelegde overweging dat belanghebbende met haar hiervoor in 3.1.5 vermelde brief inhoudelijk heeft gereageerd op het verzoek van de Inspecteur, laat onverlet dat die reactie op een wezenlijk onderdeel, ook na rappel, incompleet was. Die overweging kan dit oordeel daarom niet dragen.

Ook in zoverre slaagt het middel derhalve.