Hof ‘s-Hertogenbosch kent X een integrale proceskostenvergoeding toe omdat de inspecteur in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld.

Aan X is een boetebeschikking ad € 3552 opgelegd vanwege niet of te late betaling van omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002. In de bezwaarfase heeft de inspecteur de boete verminderd tot een bedrag van € 58. Rechtbank Breda heeft het beroep van X voor zover het de boetebeschikking betreft niet-ontvankelijk verklaard en proceskostenvergoeding voor een bedrag van € 195,34 gelast. X komt in hoger beroep. Volgens Hof ‘s-Hertogenbosch heeft de rechtbank het beroep van X ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang met als reden dat de boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar is vernietigd. De boete is namelijk verminderd tot een bedrag van € 58. Reeds hierom is het hoger beroep gegrond. Gelet op de omstandigheid dat het hof de naheffingsaanslag in de uitspraak in de procedure onder kenmerk 12/00177 heeft vernietigd, kan de boete niet in stand blijven en wordt deze vernietigd. Het verzoek om vergoeding van materiële schade wordt afgewezen. Volgens het hof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat door hem materiële schade is geleden door de onrechtmatige daad van de inspecteur. Voor een vergoeding van immateriële schade ziet het hof in deze procedure over – uitsluitend – een boetebeschikking ook geen aanleiding. De overschrijding van de redelijke termijn bij boetes wordt gecompenseerd met een aftrek van de boete (vgl. Raad van State 28 juli 2010, 201000631/1/V6, ECLI: NL:RVS:2010:BN2655). In dit geval is de boetebeschikking vernietigd, zodat een aftrek niet aan de orde is. Het hof kent X ten slotte een integrale proceskostenvergoeding toe omdat de inspecteur in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof verleent aan X een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand op basis van het verstrekte overzicht en voor de helft daarvan vermeerderd met omzetbelasting.