Hoge Raad 17 januari 2014, 13/02942
Hof Arnhem-Leeuwarden 2 mei 2013, 12/00422, ECLI:NL:GHARL:2013:CA0379, MK IV, Uitspraak Hof
Hof Arnhem-Leeuwarden 2 mei 2013, 12/00423, ECLI:NL:GHARL:2013:CA0379, MK IV, Uitspraak Hof

Artikel 3:41 Lid 1, Awb

Samenvatting

Op 21 augustus 2006 heeft belanghebbende de inspecteur bericht dat zij geen toegang meer had tot het adres a-straat te Z. Zij heeft geen ander adres opgegeven. Op 12 december 2006 heeft de gemeente belanghebbende ambtshalve ingeschreven op het adres b-straat te Z. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 16 november 2007 respectievelijk 26 september 2008 belastingaanslagen (IB 2004 en 2005) opgelegd. Deze belastingaanslagen zijn – vóór de dagtekening ervan – door de ontvanger verzonden naar het adres b-straat te Z. In een brief van 26 september 2008 heeft belanghebbende de inspecteur bericht dat haar postadres c-straat te Z is. Op 28 juni 2011 heeft belanghebbende duplicaten van de belastingaanslagen ontvangen. Op 5 augustus 2011 heeft zij daartegen bezwaar aangetekend. Het bezwaar is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard door de inspecteur. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2013/1228) is dat terecht. De belastingaanslagen zijn volgens het hof namelijk rechtsgeldig bekendgemaakt. De Belastingdienst mocht uitgaan van het GBA-adres, ook al betrof het een ambtshalve inschrijving. De bezwaarschriften zijn ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn ingediend. Steekhoudende gronden die tot verschoonbaarheid leiden, zijn niet aanwezig, aldus het hof.
De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.