HR 20 december 2013 nr. 13/02015 en Hof Amsterdam, MK II, 7 maart 2013, nrs. 10/00945 en 10/00948

6.14. Belanghebbende heeft gesteld dat onder meer ter zake van het ondernemerschap een pleitbaar standpunt is ingenomen en dat daarom de boeten ten onrechte zijn opgelegd. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, niet zijnde een omzetbelastingdeskundige, gelet op haar functioneren in de keten en de gebruikelijke gang van zaken bij advocatenorganisaties in redelijkheid kon menen dat zij als ondernemer handelde en dat daarom ter zake van de door haar gemaakte kosten aftrek van omzetbelasting mogelijk was. In die zin is sprake van een pleitbaar standpunt en dient in zoverre van oplegging van een boete te worden afgezien.

6.15. Ook met betrekking tot het privégebruik van de auto’s heeft belanghebbende gesteld een pleitbaar standpunt te hebben ingenomen. Mede gezien de (latere) rechtspraak, met name de door de Hoge Raad gestelde vragen aan het Hof van Justitie, is het Hof van oordeel dat sprake is van een pleitbaar standpunt, zodat ter zake geen boeteoplegging past.

6.16. Wat betreft de ontbrekende facturen van 2003 (voorbelasting € 2.047) en de facturen zonder vermelding van omzetbelasting inzake de polopaarden (voorbelasting € 11.294) is het Hof van oordeel dat aftrek van belasting bij het ontbreken van bescheiden zozeer in strijd is met de geldende wettelijke bepalingen en de jurisprudentie dat, ook indien wordt uitgegaan van het ondernemerschap van belanghebbende, geen sprake is van een pleitbaar standpunt. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende door voorbelasting in aftrek te brengen die niet op facturen is vermeld, dermate ernstig nalatig heeft gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is betaald. Het in aftrek brengen van belasting bij het ontbreken van bescheiden is zozeer in strijd met de geldende wettelijke bepalingen dat belanghebbende zich daarvan bewust moet zijn geweest.