Hof Arnhem-Leeuwarden, 11 juni 2013, 12/00539

Proceskosten

Nu het hoger beroep gegrond wordt verklaard, heeft belanghebbende in beginsel recht op vergoeding van de in de procedure gemaakte proceskosten. Ofschoon niet kan worden geconcludeerd dat de noodzaak tot het aanwenden van rechtsmiddelen in de onderhavige zaak uitsluitend aan de proceshouding van belanghebbende en diens adviseur te wijten is geweest, blijkt uit het dossier wel dat de Inspecteur belanghebbende meermalen in de gelegenheid heeft gesteld nadere informatie en bewijs te verstrekken met betrekking tot, kort gezegd, de Spaanse woning en dat belanghebbende van die gelegenheden geen althans onvoldoende gebruik heeft gemaakt. Ook in de fase van beroep en hoger beroep is belanghebbende nalatig geweest in het verstrekken van het nodige bewijsmateriaal. Eerst nadat het Hof belanghebbende alsnog– in het kader van het hervatte vooronderzoek – in de gelegenheid heeft gesteld nader bewijs te leveren, heeft belanghebbende hieraan gevolg gegeven op een zodanige wijze dat de Inspecteur alsnog akkoord isgegaan met de door belanghebbende geclaimde aftrek inzake de negatieve inkomsten van de Spaanse eigen woning. Gelet op een en ander, is het Hof van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarom zal het Hof de vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in deze procedure niet berekenen overeenkomstig de forfaitaire normen van het eerste lid van genoemd artikel, maar vaststellen op een vast bedrag, te weten op€ 500 voor alle proceshandelingen verricht in bezwaar, beroep en hoger beroep.