Rechtbank Den Haag, MK, 27 juni 2013, nr. SGR 12/7867

Informatiebeschikking wegens niet verstrekken informatie buitenlandse bankrekening onterecht afgegeven. Eiseres is ten onrechte als (mede)gerechtigde van een buitenlandse bankrekening aangemerkt.

Beoordeling van het geschil

10.

Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Awr is een ieder verplicht desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Indien met betrekking tot een – voor zover hier van belang – op te leggen aanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 van de Awr, kan de inspecteur dit op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (de informatiebeschikking).

11.

De rechtbank stelt voorop dat in het onderhavige geval voor de beoordeling van de vraag of de gegeven informatiebeschikking rechtmatig is, van belang is of eiseres, met hetgeen zij aan informatie heeft verstrekt, heeft voldaan aan de op haar rustende informatieverplichting van, in dit geval, artikel 47 van de Awr. Verweerder neemt het standpunt in dat dit niet het geval is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat op verweerder de last rust om dit aannemelijk te maken.

12.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres niet aan de op haar rustende informatieverplichting heeft voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat eiseres, zoals hiervoor onder 4. tot en met 6. is overwogen, de vragenbrieven van verweerder van 19 januari 2011 en 25 februari 2011 heeft beantwoord en aldus informatie heeft verstrekt. Met betrekking tot de juistheid en volledigheid van de door eiseres verstrekte informatie, overweegt de rechtbank als volgt. Hetgeen verweerder heeft aangevoerd – dat eiseres gemachtigde (“Attorney”) is van de rekening – vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat eiseres als (mede)gerechtigde tot die rekening dient te worden aangemerkt. Niettemin heeft verweerder eiseres steeds als (mede) gerechtigde tot die rekening aangeschreven en haar in die hoedanigheid vragen gesteld. Gelet hierop leveren de door eiseres in het formulier met dagtekening 8 februari 2011 en de in haar brief van 22 april 2011 gegeven antwoorden dan ook onvoldoende grond op voor de conclusie dat eiseres onjuiste dan wel onvolledige informatie aan verweerder heeft verstrekt. Van schending van de informatieverplichting is dus geen sprake, zodat de informatiebeschikking ten onrechte ten aanzien van eiseres is gegeven.

13.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.