Hof ’s-Hertogenbosch, 27 juni 2013, 12/681

De inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd om uiterlijk 1 januari 2011 aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen te doen. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 27 januari 2011 eraan herinnerd dat hij aangifte moest doen en daarbij bepaald dat de aangifte uiterlijk 10 februari 2011 bij de inspecteur binnen moest zijn. In de herinnering is opgenomen dat belanghebbende als hij niet reageert op dit verzoek, een aanmaning krijgt. Ook krijgt hij een boete als hij niet of te laat op de aanmaning reageert. De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 7 maart 2011 aangemaand alsnog aangifte te doen en daarbij bepaald dat de aangifte uiterlijk 21 maart 2011 bij de inspecteur binnen moest zijn. In de aanmaning is eveneens opgenomen dat belanghebbende een boete krijgt als hij niet of te laat reageert. De inspecteur heeft vervolgens op 16 mei 2011 telefonisch contact opgenomen met belanghebbende en hem medegedeeld dat hij aangifte moest doen. Belanghebbende heeft diezelfde dag aangifte gedaan. De inspecteur heeft met dagtekening 17 juni 2011 de aanslag vastgesteld en belanghebbende een verzuimboete van € 226 opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte. Belanghebbende heeft zich beroepen op afwezigheid van alle schuld. Het Hof oordeelt dat hiervan geen sprake is. Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende op een moment gelegen vóór dat waarop het aangiftebiljet was uitgereikt, telefonisch aan de belastingdienst heeft gevraagd of er voor 2009 een aangifte was uitgereikt waarop toen zijdens de rijksbelastingdienst na raadpleging van ‘het systeem’werd geantwoord dat zulks – naar de stand van zaken op dat moment – niet het geval was en dat er derhalve op dat moment geen verplichting tot het doen van aangifte bestond. Aan die twee mededelingen mocht belanghebbende redelijkerwijs niet de conclusie verbinden dat niet alsnog een aangiftebiljet zou worden uitgereikt en ook niet dat hij geen aangifte behoefde te doen wanneer hij daartoe alsnog zou worden uitgenodigd. Het Hof is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd, maar dat in dit geval een boete van € 226 te hoog is. Het Hof acht gelet op alle feiten en omstandigheden van dit geval een boete van € 75 passend en geboden. Het hoger beroep is derhalve gegrond.

Ten aanzien van het geschil

4.1.

Het Hof overweegt dat uit de vastgestelde feiten volgt dat belanghebbende door toezending van een aangiftebiljet is uitgenodigd tot het doen van die aangifte aan belanghebbende diverse schriftelijke waarschuwingen en een aanmaning zijn gezonden, en dat belanghebbende op dit alles niet reageerde. Op grond van die omstandigheden moet geoordeeld worden dat het door belanghebbende gevoerde verweer, inhoudende dat sprake is van de afwezigheid van alle schuld ter zake, faalt. Aan dit oordeel doet niet af dat zijdens belanghebbende op een moment gelegen vóór dat waarop het aangiftebiljet was uitgereikt, de rijksbelastingdienst telefonisch is gevraagd of er voor 2009 een aangifte was uitgereikt waarop toen zijdens de rijksbelastingdienst werd geantwoord dat – naar de stand van zaken op dat moment – zulks niet het geval was en dat er derhalve geen verplichting tot het doen van aangifte bestond. Aan die twee mededelingen mocht belanghebbende redelijkerwijs niet de conclusie verbinden dat niet alsnog een aangiftebiljet zou worden uitgereikt en ook niet dat hij geen aangifte behoefde te doen wanneer hij daartoe alsnog zou worden uitgenodigd. Evenmin doet aan die oordelen af dat de in de toezending van het aangiftebiljet voor 2009 vervatte uitnodiging tot het doen van aangifte ruim na het daarvoor gebruikelijke moment, en ook na het evenbedoelde telefoongesprek, geschiedde.

4.2.

De conclusie uit het in 4.1 overwogene is dat de boete terecht is opgelegd.

4.3.

Het Hof is van oordeel dat in dit geval een boete van € 226 te hoog is. Het Hof acht gelet op alle feiten en omstandigheden van dit geval een boete van € 75 passend en geboden. Deze beslissing inzake de strafmaat behoeft door de belastingrechter niet te worden gemotiveerd.

4.4.

De conclusie uit het in 4.3 overwogene is dat de boete moet worden verminderd tot € 75.