Hof Amsterdam, MK I, 21 maart 2013, nr. 11/00997 t/m 00999

(Art. 7:15, lid 2 en art. 8:75 Awb)

5. Beoordeling in hoger beroep

5.1. Het Hof komt tot een ander oordeel dan de rechtbank. Gelet op de toelichting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 1993, 763, blz. 6) moet worden aangenomen dat voor het beroepsmatige karakter voldoende is dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. In het onderhavige geval laten de stukken van het geding, het verhandelde ter zitting en hetgeen het Hof ambtshalve bekend is uit eerder door de gemachtigde bij het Hof gevoerde procedures, geen andere slotsom toe dan dat de gemachtigde regelmatig onder de naam ‘Juridisch Advies […]’ tegen vergoeding namens zijn cliënten bezwaar- en beroepsprocedures voert over belastingaanslagen. In de toelichting bij het Besluit wordt weliswaar opgemerkt dat personen zonder enige juridische scholing niet geacht kunnen worden beroepsmatig rechtsbijstand te verlenen, maar de inhoud van de processtukken die door de gemachtigde zijn ingediend laat geen andere slotsom toe dan dat hij enige relevante juridische scholing heeft gehad (vergelijk ook Hoge Raad 16 november 2012, 11/02517, LJN: BY2770). Het Hof is daarom van oordeel dat de gemachtigde ook in deze procedure beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).

5.2. Het Hof is van oordeel dat voor een vergoeding van kosten in de bezwaarfase geen grond bestaat omdat belanghebbende het bezwaar zelf heeft ingediend en niet is gesteld of gebleken dat overige kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het bezwaarschrift dat door de gemachtigde in hoger beroep is ingebracht heeft betrekking op een aanslag over het jaar 2010 en kan daarom in deze procedure, die uitsluitend betrekking heeft op de jaren 2007, 2008 en 2009, niet leiden tot vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarfase,

5.3. Uit het onder 5.1 overwogene volgt dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van de kosten van het beroep bij de rechtbank. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit. Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op 1 punt (beroepschrift) x € 437 x 1 (wegingsfactor) x 1 (minder dan 4 samenhangende zaken) = € 437.