Hof Arnhem/Leeuwarden, MK IV, 19 maart 2013, nr. 12-00475, 12/00476, 12/00477 en 12/00479

(Art. 6:17 Awb)

Het hof wijst er op dat X de volmacht aan C om hem in bezwaar en beroep te vertegenwoordigen niet heeft ingetrokken. De inspecteur was dan ook – op grond van art. 6:17 Awb – gehouden om de uitspraak “in ieder geval” aan C te zenden. Volgens het hof was de inspecteur niet verplicht om de uitspraak ook naar X te zenden. Daarnaast speelt de niet-ontvankelijkheid vanwege termijnoverschrijding.

Vertegenwoordiging
r.o. 4.3: art. 6:17 Awb bepaalt dat indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde zendt.
r.o. 4.4: Gesteld noch gebleken is dat  belanghebbende nadien, voor het doen van uitspraak op bezwaar door de inspecteur, de volmacht aan C om hem in bezwaar en beroep te vertegenwoordigen heeft ingetrokken. Op grond van art. 6:17 Awb was de inspecteur bij het doen van de in geschil zijnde uitspraken op bezwaar derhalve gehouden die uitspraken “in ieder geval”aan de gemachtigde C te zenden. De namens belanghebbende opgeworpen stelling dat de inspecteur die uitspraken daarnaast tevens aan belanghebbende had moeten toezenden, vindt geen steun in art. 6:17 Awb (vgl HR 22 november 2002, nr. 37712, LJN AF0961, BNB 2003/64). Onder de omstandigheden van dit geval kon de inspecteur voldaan met de toezending van de uitspraken op bezwaar aan de gemachtigde C.

Termijnoverschrijding
r.o. 4.6: belanghebbende heeft gemotiveerd betwist dat de uitspraken op bezwaar op 3 oktober 2011 aan de gemachtigde bekend zijn gemaakt. De inspecteur draagt in dat geval de bewijslast van feiten die bepalend zijn voor de aanvang van de beroepstermijn (o.a. HR 23 november 2007, nr. 42953, LJN BB8440, BNB 2008/30).
r.o. 4.7: indien de bekendmaking van de uitspraak geschiedt door toezending, moet onder de dag van toezending worden verstaan de dag van terpostbezorging van de uitspraak (vgl. HR 8 juli 1997, nr. 32068, LJN AA2194, BNB 1997/312). Indien de datum van terpostbezorging is gelegen na de dagtekening van de uitspraak, gaat de beroepstermijn ingevolge de onder 4.2 hiervoor opgenomen wettelijke bepalingen, in met ingang vam de dag na die van de terpostbezorging (art 6:8 Awb, eerste lid, bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Art. 26c Awr bepaalt dat, in afwijking van art. 6:8 Awb lid 1 de termijn voor het instellen van beroep aanvangt met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitsprsak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen voor de dag van de bekendmaking. Bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende, art. 3:41, eerste lid, Awb)