Rechtbank Gelderland, MK, 4 juni 2013, nr. AWB 12/4041

(Art. 47 en 52a AWR)

4. Beoordeling van het geschil

Was het opvragen van informatie redelijkerwijs noodzakelijk?

4.1 Artikel 52a, eerste lid, van de AWR bepaalt onder meer dat indien met betrekking tot een op te leggen (navorderings)aanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 47 en 49 van die wet, de inspecteur dit kan vaststellen bij een voor bezwaar vatbare beschikking (de zogenoemde informatiebeschikking).

4.2 Ingevolge artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn.

4.3 De rechtbank stelt voorop dat in deze beroepsprocedure de rechtmatigheid van de vastgestelde informatiebeschikking ter toetsing voorligt. In het onderhavige geval dient meer in het bijzonder te worden bezien of het opvragen van de betreffende informatie door verweerder in het kader van de belastingheffing redelijkerwijs noodzakelijk was.

4.4 Gezien de redelijke verdeling van de bewijslast rust naar het oordeel van de rechtbank op verweerder de bewijslast om aannemelijk te maken dat verweerder met zijn informatieverzoek niet de grenzen der redelijkheid heeft overschreden.

4.5 In dat kader is voldoende dat verweerder zich op basis van de hem ter beschikking staande informatie in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevraagde inlichtingen van belang zouden kunnen zijn voor de belastingheffing van eiser (HR 18 april 2003, nr. 38122, LJN: AF7408, BNB 2003/268, HR 28 mei 1986, nr. 23784, LJN: AW 8017, BNB 1986/238 en HR 8 januari 1986, nr. 23034, LJN: AW8125, BNB 1986/128).

4.6 Eiser heeft gesteld dat hij de door verweerder gevraagde informatie niet behoeft te verstrekken, omdat eerst de vraag of eiser in de onderhavige jaren inwoner van Nederland was dient te worden beantwoord.

4.7 De rechtbank verwerpt dit standpunt van eiser. Uit artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR blijkt dat verweerder informatie mag opvragen die voor de belastingheffing van belang kan zijn. Deze informatie kan betrekking hebben op de objectieve belastingplicht, maar ook op de subjectieve belastingplicht. In dat laatste geval dient wel te worden getoetst of verweerder over voldoende aanwijzingen beschikt dat eiser mogelijk inwoner van Nederland was.

4.8 Gelet op de in het verweerschrift opgenomen feiten en omstandigheden, zoals het feit dat eiser over woonhuizen in Nederland beschikte die hij ook heeft laten inrichten, welke feiten en omstandigheden door middel van het nader stuk door verweerder nader zijn onderbouwd, beschikte verweerder over voldoende aanwijzingen dat eiser mogelijk in Nederland woonde. De rechtbank acht daarbij met name het feit dat eiser in Nederland verzekerd was voor de ziektekosten en ook daadwerkelijk meerdere keren ziektekosten in Nederland heeft gemaakt en het feit dat zijn partner, [E], in Nederland woonachtig was, van wezenlijk belang. Verweerder heeft daarnaast ter zitting onweersproken verklaard dat de partner van eiser in de onderhavige periode in Nederland aangifte heeft gedaan als binnenlands belastingplichtige.

Nemo tenetur-beginsel

4.13 Eiser heeft zich onder verwijzing naar het arrest Chambaz (EHRM 5 april 2012, nr. 11663/04) op het standpunt gesteld dat het moeten verstrekken van de gevraagde inlichtingen strijd oplevert met artikel 6 EVRM omdat niet wordt uitgesloten dat de gevraagde informatie voor het opleggen van een boete of andere strafdoeleinden wordt gebruikt. Eiser heeft gesteld dat hij mede om die reden niet verplicht is om aan het inlichtingenverzoek te voldoen.

4.14 Het standpunt van eiser wordt verworpen. Het arrest Chambaz ontslaat eiser niet van zijn informatieverplichting, nu de gevraagde informatie in beginsel slechts van belang is voor de belastingheffing. De vraag of de verstrekte informatie gebruikt mag worden voor beboetingsdoeleinden kan slechts aan de orde komen indien daadwerkelijk boetes worden opgelegd, hetgeen thans niet het geval is.

Aantekeningen:
– elke informatie die mogelijk van belang kan zijn voor de belastingheffing mag door de inspecteur worden opgevraagd. Het is vaste jurisprudentie dat daarbij de daadwerkelijke relevantie niet op voorhand vast hoeft te staan (o.a. HR 18 april 2003, nr. 38122, BNB 2003/268, V-N 2003/22.8).
– in art, 47 AWR wordt geen onderscheid gemaakt tussen informatieverzoeken van de inspecteur over de subjectieve of de objectieve belastingplicht.