Hof A’dam, MK IV, 16 dec 2010, nr. P09/00679

(Art. 16 Awr)

In het besluit van de staatssecretaris van 17 februari 1995, nr. DGM/DOZ 225DGM5 is bij vraag 11 vermeld dat de bij de navorderingsaanslag in rekening te brengen heffingsrente dient te worden beperkt tot de heffingsrente die bij de (definitieve) aanslag in rekening zou zijn gebracht indien deze tot het juiste bedrag zou zijn vastgesteld. Als de inspecteur bij het opleggen van de voorlopige en de definitieve aanslag de door belanghebbende ingediende aangifte zou hebben gevolgd, en de ingehouden loonheffing juist zou hebben verrekend, was belanghebbende geen heffingsrente verschuldigd.

Aantekening:
1. in beginsel zou er op grond van art. 16, lid 2, Awr een navorderingsaanslag opgelegd kunnen worden. In HR 22 juli 1977, nr. 18395, BNB 1977/284, oordeelt de HR dat art. 16, lid 2, Awr in beginsel uitgaat van een onbeperkte navorderingsbevoegdheid. De abbb, zoals het vertrouwensbeginsel, stellen echter grenzen aan deze onbeperkte navorderingsbevoegdheid. Overschrijdt de inspecteur die grenzen, dan is zulks reden voor vernietiging van de navorderingsaanslag.
2. er zijn diverse oorzaken van rechtens te honoreren vertrouwen. Ic gaat het om een toezegging. Onder een toezegging wordt verstaan, HR 26 september 1979, nr. 19250, BNB 1979/311, een uitlating van de zijde van de inspecteur, waaraan een belastingplichtige het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de inspecteur, na kennisneming van alle daartoe vereiste bijzonderheden van het desbetreffende geval (de eis van de juiste informatie), in zijn geval een bepaalde toepassing aan de wet zal geven. Een dergelijke toezegging bindt de inspecteur, tenzij zij zozeer in strijd i met een juiste wetstoepassing dat de belanghebbende redelijkerwijs haar onjuistheid had kunnen en moeten beseffen (de eis van de niet-kenbare strijd met de wet).
De belanghebbende dient feiten te stellen en bij betwisting door de inspecteur aannemelijk te maken, waaruit volgt dat de inspecteur hem een toezegging heeft gedaan.
Hof A’dam bevestigt in deze uitsprak de vaste jurisprudentie dat inlichtingen, verstrekt door medewerkers van de Belastingtelefoon in beginsel geen rechtens te honoreren vertrouwen wekken.
Een ander recent voorbeeld is Hor Arnhem, 2 oktober 2010, nr. 08/00596, V-N 2010/35,3