HR, 13 november 2009, nr. 08/04594

(art 16, lid 1 Awr)

In het verleden is een afspraak gemaakt over de aftrekbaarheid van de hypotheekrente en ziektekosten. Het volgend jaar wordt per abuis een
aangifte ingediend niet conform de gemaakte afspraken. Geen nieuw feit: de inspecteur had in redelijkheid moeten twijfelen aan de juistheid
van het aangegeven bedrag aan hypotheekrente. Deze twijfel was op zijn plaats geweest, gelet op de eerdere afspraak.

Aantekening:

Navordering is uitgesloten indien en voorzover zij berust op een feit waarmee de inspecteur bij de vaststelling van de primitieve aanslag
redelijkerwijs bekend had kunnen zijn (ambtelijk verzuim). Over de vraag wanneer sprake is van een ambtelijk verzuim dat navordering in de
weg staat en hoever de onderzoeksplicht van de inspecteur in dat kader moet gaan, bestaat een zeer uitgebreide, casuistische jurisprudentie.
Voor wat betreft de grenzen van het onderzoeksplicht laat deze zich in hoofdlijnen als volgt samenvatten.
1. voorop staat dat de inspecteur met vertrouwen mag afgaan op de aangifte van een belastingplichtige, HR 5 november 1986,
BNB 1987/19.
2. de inspecteur is slechts gehouden tot nader onderzoek indien er bijzondere omstandigheden zijn die de inspecteur reden moesten
geven aan de aangifte te wtijfelen, HR 27 april 1955, BNB 1955/214
3. dat de onderzoeksplicht aansluit bij de zorgvuldigheid waarmee de inspecteur aanslagen behoort vast te stellen, volgt uit
HR 11 april 2001, BNB 2001/260, V-N 2001/22.5 tot het instellen van een nader onderzoek is de inxspecteur gehouden indien hij, na met
een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte, in redelijkheid zozeer aan de juistheid daarvan behoorde te
twijfelen. De inspecteur dient in het bijzonder aandacht te besteden aan in het oog springende posten, HR 28 januari 1959,
BNB 1959/103. Ogv zijn behoorlijke taakvervulling moet de inspecteur in elk geval kennis nemen van de gegevens tav de
belastingplichtige waarover hij de beschikking heeft, HR 29 juni 1938, B. 6696 Daaronder vallen onder meer de aangiften en aanslagen
over vorige jaren, HR 25 juni 1958, BNB 1958/255.
4. bij dit alles geldt dat de wijze van afdoening van aanslagen, waarbij voor een groot deel van de aangiften gebruik wordt gemaakt
van een geautomatiseerd risicoanalyse en een controle op rekenfouten, voor risico van de belastingdienst blijft. Begaat de inspecteur
met deze wijze van afdoening een ambtelijk verzuim, dan kan hij dit niet dmv navordering herstellen, HR 25 oktober 1995, BNB 1996/35.