HR, 20 december 2011, 10/00701

(art. 69 AWR)

 

Verdachte X is dga van A Inc. De strafkamer van Hof Amsterdam heeft X strafrechtelijk veroordeeld voor het leiding geven aan het onjuist en onvolledig doen van VPB- en OB-aangiften en het leiding geven aan het niet-doen van de VPB-aangifte over het jaar 2002. Het hof achtte bewezen dat X ten onrechte een belastbaar bedrag van nihil had aangegeven, aangezien A Inc. in 2000 en 2001 omzet had gegenereerd. Dit gold volgens het hof ook voor de OB-aangiften. Verder achtte het hof bewezen dat X de VPB-aangifte 2002 niet had ingediend, omdat deze nog steeds niet door de Belastingdienst was ontvangen.De strafkamer van de Hoge Raad oordeelt dat het feit, dat er omzet is gegenereerd, nog niet betekent dat er ook winst is gemaakt. Volgens de Hoge Raad blijkt ook niet uit de bewijsmiddelen dat er sprake was van een belastbaar bedrag. Ten aanzien van de OB-aangiften van nihil oordeelt de Hoge Raad dat dit het gevolg kan zijn van de al dan niet terecht afgetrokken voorbelasting. De bewezenverklaring kan volgens de Hoge Raad niet zonder meer uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Ten aanzien van de niet ingediende VPB-aangifte 2002 overweegt de Hoge Raad dat X heeft aangevoerd dat hij was vergeten om aangifte te doen. Deze verklaring is volgens de Hoge Raad dan ook niet redengevend voor de bewezenverklaring, met name niet wat betreft het opzet. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak en wijst de zaak terug naar Hof Amsterdam.

Het geschil betreft de aangiften OB en VPB over de periode 1 april 1998 – 31 december 2002.

Na conclusie van A-G Knigge, 29 maart 2011, nr. 10/00701.