Hof’s-Gravenhage MK III, 7 maart 2012 BK-11/00382

(art. 3.156 Wet IB 2001)

Belanghebbende (X) heeft zich begin 2008 in Nederland ingeschreven. Tot 31 mei 2009 werkt hij in loondienst bij A bv. Sinds september 2009 is belanghebbende vennoot van B vof. De overige vennoten van B vof hebben – evenals belanghebbende – ook de Roemeense nationaliteit. Zij mogen in Nederland geen arbeid in loondienst verrichten zonder een tewerkstellingsvergunning. Zij mogen hier wel als zelfstandig ondernemer werkzaam zijn. De vof verricht werkzaamheden in de bouw. De werkzaamheden die namens B vof worden verricht, worden verricht voor vof G of A bv. Een van de vennoten van vof G is A bv. Belanghebbende dient een aanvraag voor een VAR-WUO voor het jaar 2011 in. De inspecteur verstrekt een VAR-ROW. Belanghebbende is het daar niet mee eens. De voorzieningenrechter van Rechtbank ‘s-Gravenhage draagt de inspecteur op om een beschikking te geven waarbij aan belanghebbende voor 2011 een VAR-WUO wordt verstrekt.

Hof ‘s-Gravenhage oordeelt dat belanghebbende niet kan worden aangemerkt als IB-ondernemer. Het hof overweegt hierbij dat belanghebbende in feite maar één opdrachtgever heeft: A bv. Hierbij acht het hof nog van belang dat belanghebbende bij A bv in dienstbetrekking werkzaam is geweest en hij zich dient te houden aan dezelfde werktijden, hetzelfde veiligheidsplan en dezelfde aanwijzingen van de uitvoerder als toen hij in loondienst werkzaam was. Volgens het hof heeft belanghebbende dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn huidige positie wezenlijk verschilt van 10zijn eerdere positie als werknemer. Verder wijst het hof er nog op dat A bv de bouwmaterialen verstrekt en dat het niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende met eigen gereedschap werkt. Het gelijk is aan de inspecteur.