Hof Den Haag, MK I, 20 januari 2009, nr. 07/00274 en 07/00275

(art 7:15, lid 2, en art 8:75 Awb)

Aantekeningen:

– ex art 8:75, lid 1, Awb komen voor proceskostenveroordeling in aanmerking de kosten die een partij redelijkerwijs heeft moeten maken. Er is sprake van een zgn dubbelen redelijkheidstoets’,:
– het maken van kosten als zodanig moet redelijk zijn, en
– de kosten zelf moeten redelijk zijn (MvT, Kamerstukken II 1991/92, 22495, nr. 3, blz 154)
De vraag of de kosten zelf redelijk zijn is nagenoeg geheel aan het oordeel van de rechter onttrokken, dit vanwege bbbb. Ogv bbbb limitatief en deels forfaitair geregeld.
De vraag of het maken van de kosten als zodanig redelijk is moet de rechter van geval tot geval beantwoorden.
Voorbeelden van dit laatste, geen eenduidige lijn:
– geen proceskostenvergoeding voor juridische bijstand door het advieskantoor van ouders (RbDen Haag, nr. AWB06/6641, V-N 2008/20.21)
– bijstand door een familielid dat beroepsmatig bijstand verleent, sluit niet bij voorbaat een proceskostenvergoeding uit (Hof Den Haag 18 december 2007,
nr. 06/00149, V-N 2009/151)
– kosten rcehtsbijstand schoonvader in hoger beroep alsnog vergoed (hof Den Haag 15 juli 2008, nr. 06/00266, V-N